ECLI:NL:RBMNE:2022:2776
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning, vaststelling en onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning aan [adres 1] te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 409.000,- voor het belastingjaar 2021, welke waarde was vastgesteld door de heffingsambtenaar op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 381.000,-. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatiematrix en een taxatierapport.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 april 2022, waarbij eiser niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door J.L.G. van Herk. De heffingsambtenaar was vertegenwoordigd door mr. W.G. Vos en een taxateur. De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatiematrix en de toelichting voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde correct was vastgesteld.
Eiser voerde verschillende argumenten aan, waaronder dat de taxatiematrix niet inzichtelijk maakte hoe rekening was gehouden met de verschillen in kwaliteit en staat van onderhoud tussen zijn woning en de referentiewoningen. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met deze factoren en dat de onderbouwing van de waarde adequaat was. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat de aanwezigheid van asbest in de afvoerbuizen een waardedrukkend effect zou hebben, omdat dit al was verdisconteerd in de verkoopprijzen van de referentiewoningen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.