ECLI:NL:RBMNE:2022:2824
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser, eigenaar van een woning aan [adres 1] in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], die de waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld op € 551.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 478.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een online zitting op 28 april 2022, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door J. van Herk, en verweerder door mr. W.G. Vos en taxateur [taxateur 1].
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat verweerder de bewijslast had om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Verweerder had een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de waarde, waarin de waarde van de woning was vergeleken met referentiewoningen van hetzelfde type. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had aangetoond dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, ondanks de argumenten van eiser over de staat van onderhoud en de ligging van de woning.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.