ECLI:NL:RBMNE:2022:2889

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
22/1173
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste machtiging in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, G. Gieben, veronderstellenderwijs handelend namens [eiser], beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 17 februari 2022 tegen een besluit dat op 10 januari 2022 is genomen. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor zij de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om een juiste machtiging in te dienen, maar G. Gieben heeft hierop niet gereageerd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen toereikende machtiging is overgelegd, wat volgens de wet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft G. Gieben tweemaal de kans gegeven om een correcte machtiging te overleggen, maar beide keren heeft hij niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De beslissing is genomen door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is op 6 juli 2022 in het openbaar uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1173

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2022 in de zaak tussen

G. Gieben (Previcus Vastgoed) , veronderstellenderwijs handelend namens

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser(es),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser(es) heeft ingediend op 17 februari 2022 tegen het besluit van verweerder van 10 januari 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door G. Gieben veronderstellenderwijs ingesteld namens
[eiser] . Bij het beroepschrift is een onjuiste machtiging overlegd die is ondertekend door [A] . In artikel 6:6 van de Awb staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft G. Gieben bij brief van 16 maart 2022 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een juiste machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiser] beroep in te stellen en in beroep op te treden.
4. G. Gieben heeft hierop niet gereageerd.
5. Vervolgens heeft de rechtbank bij aangetekende brief van 21 april 2022 G. Gieben opnieuw in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging te overleggen die is ondertekend door [eiser] .
6. Ook hierop heeft G. Gieben niet gereageerd.
7. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. G. Gieben heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. [1]
8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.