ECLI:NL:RBMNE:2022:3062

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
9844486
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beloning voor aanvangswerkzaamheden door bewindvoerder afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het in rekening brengen van beloning voor aanvangswerkzaamheden door een bewindvoerder. De voormalige bewindvoerder heeft haar onderneming stopgezet en heeft met de nieuwe bewindvoerder afgesproken dat een aantal dossiers worden overgenomen. Verzoekster, een B.V., heeft verzocht om 50% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden in rekening te brengen voor de overgenomen dossiers. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de schriftelijke reacties van verzoekster.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de voormalige bewindvoerder per 1 maart 2022 is ontslagen en dat verzoekster is benoemd tot nieuwe bewindvoerder. Bij de beschikking van 21 februari 2022 is bepaald dat verzoekster geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden. Verzoekster heeft aangevoerd dat de aanvangswerkzaamheden niet minder zijn dan bij andere startende dossiers en dat rechthebbende voldoende middelen heeft om de aanvangskosten te betalen.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het overnemen van dossiers geen bijzondere omstandigheid is die een lagere of geen beloning rechtvaardigt. De economische waarde van de overgenomen dossiers overstijgt de gezamenlijke beloning, waardoor het niet onredelijk is dat de bewindvoerders afspraken maken over de kosten. De kantonrechter heeft het verzoek van verzoekster afgewezen, omdat de kosten van de overname niet voor rekening van de rechthebbende mogen komen. De beslissing is genomen in het kader van de wettelijke regeling omtrent beloning van bewindvoerders, waarbij de kantonrechter de beloning bepaalt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 9844486 UT VERZ 22-6490 LL
Bm nummer: [Bm nummer]
Beschikking op een verzoek tot machtiging d.d. 28 juli 2022
Op verzoek van:
[verzoekster] B.V.,
correspondentieadres: postbus [postbusnummer] , [postcode 1] [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
met betrekking tot:
[A],
geboren te [geboorteplaats] , Nederlands-Indië op [geboortedatum] 1923,
wonende [adres] , [postcode 2] [woonplaats] ,
hierna te noemen: rechthebbende.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 7 april 2022;
  • de voornemens afwijzen brief van de kantonrechter van 27 mei 2022;
  • de brief van verzoekster, ter griffie ingekomen op 13 juni 2022.
1.2.
Verzoekster heeft de mogelijkheid gekregen om schriftelijk of mondeling te reageren op het voornemen van de kantonrechter om het verzoek af te wijzen.
1.3.
Op 13 juni 2022 is de schriftelijke reactie van verzoekster ontvangen. Verzoekster acht een zitting niet nodig.

2.De feiten

2.1.
De voormalige bewindvoerder is gestopt met haar onderneming en is met [verzoekster] B.V. overeengekomen dat [verzoekster] B.V. een aantal dossiers van haar overneemt. Bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht op 21 februari 2022 is [B] h.o.d.n. [handelsnaam] , correspondentieadres: postbus [postbusnummer] , [postcode 1] [plaats] per 1 maart 2022 ontslagen als bewindvoerder en [verzoekster] B.V., voornoemd, benoemd tot bewindvoerder. Bij dezelfde beschikking is bepaald dat verzoekster geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot het in rekening brengen van 50% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden. Verzoekster doet dit verzoek voor alle aan haar overgedragen dossiers. Verzoekster voert aan dat in de praktijk blijkt dat de aanvangswerkzaamheden niet minder zijn dan bij andere startende dossiers en dat zij vanaf datum beschikking wordt gebeld door de nieuwe cliënten en relaties, hetgeen veel extra aanvangswerk betekent. Voorts geeft verzoekster aan dat rechthebbende voldoende beschikt over eigen middelen om de aanvangskosten te betalen. Verzoekster heeft de voorkeur geen bezwaarschriftprocedure te starten en stelt voor een schikking te treffen voor 50% van de aanvangskosten. Ter onderbouwing verwijst verzoekster naar een uitspraak van Gerechtshof Den Haag in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:GHDHA:2022:86).

4.De beoordeling

4.1.
Bij brief van 27 mei 2022 is verzoekster bericht dat bij de kantonrechter bekend is dat het hof heeft geoordeeld dat het overnemen van een aantal dossiers van een bewindvoerder die stopt met zijn onderneming, geen bijzondere omstandigheid is die het mogelijk maakt een lagere of geen beloning toe te kennen. Echter, het is de kantonrechter ook bekend dat een bewindsdossier dat in die omstandigheden wordt overgedragen een economische waarde vertegenwoordigt van ongeveer € 1.000,00. De overnemende en overdragende bewindvoerder kunnen in het kader van de overdracht afspraken maken over de aan de overdracht verbonden kosten en doen dit in de praktijk ook. Het is dus niet de redenering van de kantonrechter dat de overnemende bewindvoerder geen werk en daarmee geen opstartkosten zou hebben aan deze dossiers, maar de redenering dat hij een op geld waardeerbare zaak overneemt, die maakt dat de kantonrechter voor deze aanvangswerkzaamheden geen beloning toekent. De economische waarde overstijgt de gezamenlijke eind- en aanvangsbeloning, zodat het in het geheel niet onredelijk is dat beide bewindvoerders over de aan deze werkzaamheden verbonden kosten afspraken maken.
4.2.
Bij het overnemen van dossiers van een collega die gaat stoppen met zijn onderneming, neemt de bewindvoerder (goed) lopende dossiers over, waaraan hij, na de aanvangswerkzaamheden, minder werk heeft dan aan een ‘nieuw’ dossier waaraan de eerste jaren doorgaans meer werk verbonden is. De forfaitaire jaarbeloning is daardoor voor de overnemende bewindvoerder voordeliger. De overnemende bewindvoerder kan in het kader van zijn due dilligence onderzoek zelf vast stellen of inderdaad sprake is van deugdelijke dossiers en met de uitkomst van dat onderzoek rekening houden bij zijn onderhandelingen met de zittende bewindvoerder. Niet valt in te zien dat rechthebbenden moeten gaan betalen, daar waar uiteindelijk de overnemende bewindvoerder, gelet op de economische waarde van het dossier, profijt heeft van de overname.
4.3.
Daarbij komt dat de overdracht van deze dossiers op geen enkele wijze aan rechthebbenden te wijten zijn, maar geheel in de risico sfeer van de bewindvoerder liggen. Daarbij moet ook worden meegenomen dat een professionele bewindvoerder tevens ondernemer is. Zowel het overnemen van een aantal dossiers als het beëindigen van de onderneming en de daaraan verbonden kosten vallen onder het normale ondernemersrisico, dat niet dient te worden afgewenteld op rechthebbenden.
4.4.
De aan de overname van dossiers op initiatief van de bewindvoerder verbonden kosten mogen daarom niet voor rekening van rechthebbende komen, ook niet als deze vanuit de bijzondere bijstand vergoed zouden worden. Deze bijzondere bijstand komt immers uit algemene middelen.
4.5.
In de regeling beloning is nadrukkelijk opgenomen dat alleen in uitzonderlijke situaties afgeweken kan worden van de in die regeling opgenomen forfaitaire beloning teneinde te voorkomen dat, zoals voorafgaand aan totstandkoming van die regeling het geval was, het rechterlijke apparaat verstopt zou raken door de stortvloed van verzoeken van bewindvoerders die voor vele werkzaamheden bijzondere beloning vragen. Niet is beoogd het de kantonrechter onmogelijk te maken het risico van kosten die ontstaan door toedoen van de bewindvoerder voor diens rekening te laten.
4.6.
Voor zover het al juist zou zijn dat een medewerker van de rechtbank aan verzoekster toegezegd heeft dat zij 50% van de aanvangsbeloning in rekening mag brengen, gaat de kantonrechter ervan uit dat een professioneel bewindvoerder weet dat medewerkers van de administratie niet bevoegd zijn deze beslissing te nemen, maar dat dit aan de kantonrechter is voorbehouden.
4.7.
In de wet staat dat de kantonrechter de beloning bepaalt. Het is niet aan rechthebbenden om aan een bewindvoerder toestemming te geven voor het innen van een hogere beloning dan de door de kantonrechter toegekende beloning. Dit volgt uit het systeem van de wet en is bovendien logisch aangezien de rechthebbende per definitie in een afhankelijkheidspositie van zijn bewindvoerder staat. Het is dan ook niet handelen als goed bewindvoerder indien door de bewindvoerder aan rechthebbende toestemming zou worden gevraagd voor het in rekening brengen van een (hogere) beloning.
4.8.
Gelet op het al het voorgaande in onderling verband bezien zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.