10.2De rechtbank stelt verder vast dat op de bij het bestemmingsplan horende plankaart bouwvlakken zijn opgenomen. Indien voor een perceel een bouwvlak is opgenomen betekent dat, dat uitsluitend binnen dat bouwvlak mag worden gebouwd. Op het perceel van vergunninghouders is geen bouwvlak opgenomen. De rechtbank leidt daaruit af dat op grond van de planregels op het hele perceel mag worden gebouwd (behoudens de voorgeschreven afstanden tot naastgelegen percelen). De bestemming ‘Wonen’ rust immers op het hele perceel, er is geen bouwvlak op het perceel van vergunninghouders en het bestemmingsplan kent niet de regel dat alleen binnen de aanduiding gebouwd zou mogen worden.
11. Volgens eisers volgt ook uit de toelichting op het bestemmingsplan dat uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding mag worden gebouwd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de planvoorschriften niet onduidelijk. Dat betekent dat aan de plantoelichting in zoverre geen betekenis toekomt. Overigens blijkt uit de toelichting dat de bouwaanduiding alleen betrekking heeft op de maatvoering van kleine woningen (‘wat klein is moet klein blijven’) en niet op de locatie van woningen op het desbetreffende perceel. De rechtbank is het dus niet eens met eisers dat op het perceel alleen gebouwd mag worden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘kleine woning’ Er is geen sprake van strijd met het bestemmingsplan. De grond slaagt niet.
12. Uit artikel 23.2, aanhef en onder d, van de planvoorschriften volgt dat de nieuwe woning niet groter mag zijn dan de bestaande woning. Uit artikel 2.2.2 van de planvoorschriften volgt dat bij het bepalen van de oppervlakte van een bouwwerk dakoverstekken die 70 cm zijn of langer, moeten worden meegenomen in de berekening.
13. Eisers hebben aangevoerd dat de vergunde woning een oppervlakte heeft van 185,9 m² terwijl de bestaande woning 157,7 m² groot was. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit een footprint in het gemeentelijk archief blijkt dat voor de bestaande woning
173 m² vergund was terwijl de nieuwe woning een oppervlakte heeft van 170 m².
14. Eisers hebben ter onderbouwing van hun stelling dat de bestaande woning 157,7 m² was gewezen op de metingen die verweerder in september 2020 heeft verricht. Voor de vraag wat de oppervlakte van de bestaande woning is, zijn de metingen echter niet relevant. Het gaat immers om wat je destijds mocht bouwen en wat je met de huidige vergunning mag bouwen. Uitsluitend de destijds vergunde situatie is daarom van belang. Eisers hebben niet weersproken dat de vergunde oppervlakte 173 m² was. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de bestaande woning een vergunde oppervlakte had van 173 m².
15. Volgens eisers heeft de nieuwe woning een oppervlakte van 185,9 m². Ter onderbouwing wijzen zij op de tekening van 12 juni 2020 waaruit een dakoverstek van 79,5 cm blijkt. De dakoverstekken moeten daarom worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte van de woning. Verweerder is uitgegaan van een lengte van de dakoverstekken van 69,5 cm zoals op de detailtekening van 11 juni 2020 is aangegeven.
16. Verweerder heeft toegelicht dat het bouwplan is vergund conform de detailtekening van 11 juni 2020. Omdat dakoverstekken van 69,5 cm zijn vergund hoeven deze niet betrokken te worden bij de berekening van de oppervlakte van de woning. Dit betekent dat de oppervlakte van de nieuwe woning niet groter is dan die van de bestaande woning. In het geval dat vergunninghouders de dakoverstekken groter dan 69,5 cm hebben gerealiseerd, is dat een handhavingskwestie. Omdat de dakoverstekken minder dan 70 cm zijn, hoeven ze bij de bepaling van de oppervlakte niet meegerekend te worden. De oppervlakte van de nieuwe woning is daarom correct vastgesteld op 170 m², wat kleiner is dan de vergunde oppervlakte van de oude woning. Het bouwplan is ook op dit punt niet in strijd met het bestemmingsplan. De grond slaagt niet.
17. Eisers voeren aan dat van hen niet kan worden verwacht een contra-expertise uit te brengen omdat verweerder heeft volstaan met een stempeladvies. In het stempeladvies van 15 juli 2020 is niet duidelijk gemaakt op basis van welke aanpassingen in het bouwplan het eerdere negatieve welstandsadvies is omgezet in een positief welstandsadvies. Het bouwplan voldoet volgens eisers niet aan de redelijke eisen van welstand omdat het bouwplan niet is getoetst aan de criteria voor kleine bouwwerken en een veel te groot volume heeft.
18. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van Statemag verwijzen naar een stempeladvies als een eiser het stempeladvies niet gemotiveerd betwist. Eisers hebben geen deskundig tegenadvies ingebracht. Omdat eisers het stempeladvies niet gemotiveerd betwist hebben, heeft verweerder zich daarom op grond van het positieve welstandsadvies op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Verder is uit de toelichting van vergunninghouder op de zitting gebleken dat het oude negatieve welstandsadvies betrekking had op een geheel ander bouwplan. De rechtbank leidt daaruit af dat de welstandscommissie een geheel nieuwe beoordeling heeft gedaan en dat ten aanzien van het vergunde bouwplan geen sprake is van een wijziging van een negatief welstandsadvies in een positief welstandsadvies. Verder blijkt uit de Welstandsnota 2013 van de gemeente De Bilt dat de criteria voor kleine bouwwerken betrekking hebben op bijbehorende bouwwerken, dakkapellen en dergelijke. De welstandscommissie heeft het bouwplan daarom niet hoeven toetsen aan deze criteria. Tot slot overweegt de rechtbank dat op grond van vaste rechtspraakeen welstandstoets zich in beginsel richt naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het bouwplan voldoet voor wat betreft het volume aan de planregels.
19. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het welstandsadvies van 15 juli 2020 in redelijkheid aan de omgevingsvergunning ten grondslag mogen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.