ECLI:NL:RBMNE:2022:3188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 22/1529
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging en ontbrekende documenten

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres], veronderstellenderwijs handelend namens [bedrijf], en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend op 14 maart 2022, maar voldoet niet aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet vergezeld ging van een machtiging, wat vereist is om namens een ander beroep in te stellen. De rechtbank heeft [eiseres] op 12 april 2022 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar hierop is niet gereageerd. Een tweede verzoek op 15 juni 2022 bleef eveneens onbeantwoord. Hierdoor is er geen toereikende machtiging en is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen kopie van de beslissing op bezwaar, geen uittreksel van de Kamer van Koophandel en geen statuten zijn ingediend, en dat het beroepschrift niet ondertekend was. De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], veronderstellenderwijs handelend namens

[bedrijf],eiseres,
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat [eiseres] ([eiseres]) heeft ingediend op 14 maart 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [eiseres] veronderstellenderwijs ingesteld namens
[bedrijf] ([bedrijf]). Bij het beroepschrift is geen machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft [eiseres] bij brief van 12 april 2022 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [bedrijf] beroep in te stellen en in beroep op te treden. Er is niet gereageerd op deze brief. De rechtbank heeft vervolgens op 15 juni 2022 een aangetekende brief verzonden met hetzelfde verzoek. In deze laatste brief staat dat als [eiseres] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Deze brief is volgens de Track en Trace van PostNL door of namens [eiseres] ontvangen op 16 juni 2022. [eiseres] heeft hier niet op gereageerd. Er is in deze beroepszaak dus geen toereikende machtiging. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres ook geen kopie van de beslissing op bezwaar, geen uittreksel van de Kamer van Koophandel en geen statuten heeft ingediend. Ook is het beroepschrift niet ondertekend. De rechtbank heeft hier ook in de aangetekende brief van 15 juni 2022 om gevraagd. Ook om die reden is het beroep niet ontvankelijk.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 juli 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.