ECLI:NL:RBMNE:2022:3385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
22/1243
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiseres, [bedrijf], is ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend op 18 februari 2022 tegen een besluit van 12 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld. Eiseres heeft het beroep veronderstellenderwijs ingesteld door [A], maar er is geen toereikende machtiging overgelegd die aantoont dat [A] bevoegd is om namens [bedrijf] op te treden. De rechtbank heeft eiseres meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen, maar de overgelegde machtigingen waren niet voldoende. De rechtbank heeft uiteindelijk geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1243

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2022 in de zaak tussen

[A] , veronderstellenderwijs handelend namens

[bedrijf], te Bunschoten-Spakenburg, eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep d.d. 18 februari 2022 dat eiseres heeft ingediend tegen het besluit van verweerder van 12 januari 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [A] ( [A] ) veronderstellenderwijs ingesteld namens
[bedrijf] Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. Bij het beroepschrift zat een machtiging, die is ondertekend door
[B] . Uit de overlegde stukken blijkt niet dat [A] bevoegd is om namens [bedrijf] op te treden. [A] heeft verzocht verdere correspondentie te richten aan arts-gemachtigde [C] .
4. Bij brief van 18 maart 2022 is [C] in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) in te dienen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar) en om de statuten toe te sturen. Op 29 maart 2022 heeft [A] deze stukken aan de rechtbank overgelegd. Uit de statuten blijkt dat de raad van bestuur bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan iedere bestuurder met de titel algemeen directeur afzonderlijk of twee gezamenlijk handelende bestuurders. Uit het uittreksel blijkt dat [D] en [E] bevoegd zijn om namens [bedrijf] op te treden. De rechtbank heeft vervolgens bij aangetekende brief van 7 april 2022 [C] in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een schriftelijke machtiging toe te sturen, ondertekend door [D] en/of [E] , waaruit blijkt dat zij gemachtigd is om namens [bedrijf] beroep in te stellen en in beroep op te treden. In reactie op deze brief opnieuw een machtiging toegestuurd, die is ondertekend door [B] . [A] is bij aangetekende brief van
25 juli 2022 een laatste keer in de gelegenheid gesteld om dit gebrek binnen vier weken te herstellen. In reactie op deze brief heeft [A] weer dezelfde machtiging, ondertekend door [B] , overgelegd.
5. De overgelegde volmacht is dus niet toereikend. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. [A] heeft geen reden gegeven waarom zij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.