In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die als schoonmaakster werkte en zich op 19 september 2011 ziek meldde. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) werd vastgesteld dat eiseres per 7 december 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. In beroep wijzigde het UWV de beëindigingsdatum naar 4 augustus 2021, wat ook onderwerp van de rechtszaak werd.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd, ondanks de bezwaren van eiseres over de wijze van onderzoek via beeldbellen. De rechtbank benadrukte dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gegevens had verzameld en dat er geen nieuwe medische inzichten waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. Eiseres had geen medische onderbouwing voor haar klachten en de rechtbank kon de conclusies van de verzekeringsarts volgen.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk in deze beroepszaak, en de rechtbank veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,- en droeg het UWV op het griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.