ECLI:NL:RBMNE:2022:346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3423
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die eerder als medewerker huishoudelijke dienst werkte, zich op 9 juli 2018 ziek gemeld. Na een herbeoordeling door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op 28 september 2020, werd vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar WIA-uitkering per 22 januari 2022. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond, hoewel de mate van arbeidsongeschiktheid werd aangepast naar 31%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank beoordeelde of het UWV de WIA-uitkering terecht had beëindigd, met de gezondheidssituatie van eiseres op 28 september 2020 als uitgangspunt. De rechtbank benadrukte dat besluiten van het UWV gebaseerd mogen zijn op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten.

Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat haar klachten waren onderschat. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden gewogen en dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling dat de beperkingen waren onderschat. Eiseres had beloofd medische informatie te overleggen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en het UWV hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M. van der Veen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiseres heeft eerder gewerkt als medewerker huishoudelijke dienst voor 18,58 uur per week.
Op 9 juli 2018 heeft zij zich ziek gemeld. Per einde wachttijd is aan eiseres met ingang van 28 februari 2020 een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Vervolgens heeft verweerder op 28 september 2020 de arbeidsongeschiktheid van eiseres herbeoordeeld. Dit heeft geleid tot het besluit van 23 november 2020. In dit besluit heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij vanaf 28 september 2020 minder dan 35%, namelijk 22,33%, arbeidsongeschikt is en dat haar WIA-uitkering vanaf 22 januari 2022 (het einde van de loongerelateerde WIA-uitkering) wordt beëindigd.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 1 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Wel is de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 31%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil en beoordelingskader

1. Deze zaak gaat over het stopzetten van de WIA-uitkering van eiseres. Volgens verweerder is de uitkering terecht beëindigd. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij minder belastbaar is dan verweerder heeft aangenomen. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of verweerder de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op
28 september 2020.
2. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

De beoordeling

3. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts haar klachten en beperkingen heeft onderschat. Zij kampt met depressieve klachten, een angststoornis, geheugen- en concentratieproblemen, overprikkeling en pijnklachten. Enige tijd zitten, staan en lopen is volgens eiseres niet te doen.
4. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapporten duidelijk hebben uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen. Alle klachten van eiseres zijn benoemd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hiervan een weging gemaakt en beperkingen vastgesteld. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vanwege de psychische klachten van eiseres aanvullende beperkingen aangenomen. Dat de beperkingen van eiseres onderschat zijn, ziet de rechtbank niet. Eiseres heeft geen medische informatie ter onderbouwing hierbij gegeven. Dit had wel op haar weg gelegen. Eiseres heeft in beroep aangekondigd dat er medische informatie zou worden overgelegd, maar dit is uiteindelijk niet gebeurd. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres vindt verder dat de geduide functies niet passend zijn, maar heeft geen specifieke op de geduide functies gerichte beroepsgronden aangevoerd. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De functies zijn geduid aan de hand van die medische beoordeling en overschrijden de aangenomen beperkingen niet. Dat is voldoende gemotiveerd door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies niet geschikt zijn. De beroepsgrond slaagt niet. Het arbeidsongeschiktheidspercentage dat door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is berekend is dus juist vastgesteld.

Conclusie

6. Verweerder heeft de WIA-uitkering van eiseres terecht beëindigd. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Verweerder hoeft de proceskosten die eiseres heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft betaald, dan ook niet aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.