ECLI:NL:RBMNE:2022:346
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, die eerder als medewerker huishoudelijke dienst werkte, zich op 9 juli 2018 ziek gemeld. Na een herbeoordeling door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op 28 september 2020, werd vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar WIA-uitkering per 22 januari 2022. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond, hoewel de mate van arbeidsongeschiktheid werd aangepast naar 31%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank beoordeelde of het UWV de WIA-uitkering terecht had beëindigd, met de gezondheidssituatie van eiseres op 28 september 2020 als uitgangspunt. De rechtbank benadrukte dat besluiten van het UWV gebaseerd mogen zijn op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten.
Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat haar klachten waren onderschat. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden gewogen en dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling dat de beperkingen waren onderschat. Eiseres had beloofd medische informatie te overleggen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en het UWV hoefde geen proceskosten te vergoeden.