Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft het college op 24 augustus 2020 een controle uitgevoerd in het pand aan de [pand] . Tijdens deze controle heeft de toezichthouder geconstateerd dat zowel op de begane grond als op de twee verdiepingen sprake is van een onzelfstandige woonruimte omdat er één toilet is voor alle woonruimten. Volgens het college is daarmee sprake van kamerbewoning. Dat er in het verleden wel sprake is van een zelfstandige woonruimte en twee onzelfstandige woonruimten maakt voor het college geen verschil. Met één zelfstandige woonruimte en twee onzelfstandige woonruimten is er nog steeds sprake van kamerbewoning.
Kamerbewoning is volgens het college niet in strijd met het geldende bestemmingsplan ‘ [1] en [2] ’ (het bestemmingsplan). Een verandering van het bestaande gebruik van een bestaande woning tot kamerbewoning is volgens het college wel in strijd met ‘Chw bestemmingsplan Algemene regels woningsplitsing en kamerbewoning’ (het paraplubestemmingsplan). Het gebruik van het pand voor kamerbewoning wordt echter beschermd door het overgangsrecht van het paraplubestemmingsplan. Handhavend optreden is dus niet mogelijk.
Het geschil
Eiser vindt dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest omdat de controle voorafgaand aan het primaire besluit niet volledig is geweest. Ook vindt eiser dat kamerbewoning niet is toegestaan in het pand omdat dit in strijd is met het bestemmingsplan.
Daarnaast verschillen partijen van mening over de vraag of de kamerbewoning in het pand wordt beschermd door het overgangsrecht. Volgens eiser is het gebruik na de peildatum veranderd waardoor het overgangsrecht geen bescherming meer biedt. Het college is van mening dat de verandering die plaatsgevonden heeft een constructieve verandering is. Het strijdig gebruik is niet veranderd, dat was kamerbewoning en is nog steeds kamerbewoning.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de kamerbewoning wordt beschermd door het overgangsrecht, dan is eiser van mening dat kamerbewoning in het pand in strijd is met het clusterverbod en de parkeernormen uit het bestemmingsplan.
Is de besluitvorming onzorgvuldig geweest?
Eiser stelt zich op het standpunt dat het college voorafgaand aan het primaire besluit geen goede controle heeft uitgevoerd. Zo zijn tijdens de controle van 28 februari 2019 niet alle verdiepingen van het pand bezocht en heeft de toezichthouder gesproken met een voor eiser onbekend persoon. Dat de tweede controle van 17 mei 2021 wel zorgvuldig is geweest, neemt de onzorgvuldigheid van de eerste controle niet weg, aldus eiser.
De rechtbank stelt vast dat het college twee inspectierapporten heeft opgesteld. Een inspectierapport van de controle van 28 februari 2019 en een inspectierapport van de controle van 17 mei 2021. In het eerste inspectierapport, dat voorafgaand aan het primaire besluit is opgesteld, heeft een toezichthouder van het college een controle uitgevoerd waarbij de eerste verdieping van het pand is geïnspecteerd. Daarnaast heeft de toezichthouder gesproken met de bewoner van de eerste verdieping van de [pand] . Verder heeft de toezichthouder niemand gesproken en geen andere verdiepingen geïnspecteerd. Tijdens de controle die heeft geleid tot het tweede inspectierapport, dat voorafgaand aan het bestreden besluit is opgesteld, heeft de toezichthouder alle drie de verdiepingen bezocht en gesproken met alle bewoners van iedere woonlaag. Daarnaast heeft de toezichthouder gesproken met de heer [A] , verantwoordelijk voor de verhuur van het pand. Ook zijn foto’s gemaakt van de feitelijke situatie van alle woonlagen en is er een plattegrond van het pand bijgevoegd.
De rechtbank beoordeelt in deze procedure de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat de controle van 17 mei 2021 uitvoerig is geweest en dat het controlerapport ook zorgvuldig is opgesteld. Dat wordt ook door eiser onderkend. Dat de eerste controle en het eerste controlerapport mogelijk onzorgvuldig zijn geweest, maakt het bestreden besluit niet onzorgvuldig nu aan het bestreden besluit wel een zorgvuldig controlerapport ten grondslag ligt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is kamerbewoning in strijd met het bestemmingsplan?
Volgens eiser wordt er niet toegekomen aan het overgangsrecht van het paraplubestemmingsplan omdat de kamerbewoning in strijd is met het eerder vastgestelde bestemmingsplan. Eiser wijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de toelichting van het bestemmingsplan.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. Volgens artikel 14.1, onder a, van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden bestemd voor:
wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis.In artikel 1 van het bestemmingsplan is geen definitie opgenomen van het begrip ‘wonen’. Wel is een definitie opgenomen van het begrip ‘woning’. In artikel 14 is echter geen relatie is gelegd tussen het begrip ‘woning’ en het begrip ‘wonen’. Dat betekent dat het begrip ‘woning’ niet van betekenis is voor de uitleg van het begrip ‘wonen’. Omdat het begrip ‘wonen’ niet nader is gedefinieerd, dient aansluiting te worden gezocht bij het algemeen spraakgebruik. Volgens vaste rechtspraakdient in het algemeen spraakgebruik onder ‘wonen’ diverse vormen van huisvesting te worden begrepen. Daaronder valt ook het verhuren van kamers. De toelichting op het bestemmingsplan is in deze zaak niet van belang. De toelichting op het bestemmingsplan speelt pas een rol als de bestemming en bijbehorende planregels op zichzelf of in samenhang onduidelijk zijn. Daar is in dit geval geen sprake van. De beroepsgrond slaagt niet.
Valt de woonsituatie onder het overgangsrecht van het paraplubestemmingsplan?
11. Eiser voert aan dat het gebruiksovergangsrecht niet van toepassing is op de bewoning van het pand. Doordat het toilet op de tweede verdieping is verwijderd na de peildatum is een zelfstandige woonruimte gewijzigd naar een onzelfstandige woonruimte. De ingangsdatum van de huidige vorm van bewoning van het pand is dus gelegen na de peildatum. Daardoor is het gebruiksovergangsrecht niet van toepassing omdat de huidige vorm van bewoning veranderd is ten opzichte van de vorm van bewoning op de peildatum, aldus eiser.
11. Het college is van mening dat hij door het overgangsrecht niet handhavend kan optreden. Weliswaar waren er tijdens het bestreden besluit minder toiletten dan tijdens de eerste controle, dat leidt niet tot de conclusie dat het overgangsrecht niet van toepassing is. De verwijdering van een toilet moet gezien worden als een bouwkundige wijziging. Op het moment van het bestreden besluit was er sprake van kamerbewoning en dat zou met twee toiletten ook het geval zijn geweest. Ander strijdig gebruik is pas aan de orde op het moment van woningsplitsing. Van woningsplitsing is sprake als een woning wordt omgezet naar twee of meer zelfstandige woonruimten. Er is geen sprake geweest van twee zelfstandige woonruimten omdat daarvoor een eigen toilet vereist is, aldus het college.
11. Het gebruiksovergangsrecht van het paraplubestemmingsplan is vastgelegd in de artikelen 5.4 t/m 5.6. In artikel 5.4 staat dat het gebruik van grond en bouwwerken dat op de peildatum met het paraplubestemmingsplan in strijd is, mag worden voortgezet als het niet in strijd is met het vorige bestemmingsplan. De rechtbank heeft in rechtsoverweging negen vastgesteld dat er geen strijd is met het bestemmingsplan. Op grond van artikel 5.5 van het paraplubestemmingsplan mag het strijdige gebruik niet worden veranderd in een ander met het paraplubestemmingsplan strijdig gebruik. Voor de vraag of het gebruiksovergangsrecht van toepassing is, moet daarom worden gekeken naar de woonsituatie op de peildatum en of de woonsituatie na de peildatum is veranderd (in ander strijdig gebruik). Partijen zijn het er over eens dat 12 oktober 2018 de peildatum is. Ook zijn partijen het met elkaar eens dat het omzetten van een woning naar kamerbewoning in strijd is met het paraplubestemmingsplan.
11. De rechtbank stelt vast dat in het inspectierapport van 28 februari 2019 staat dat op de eerste verdieping een woonruimte is die de beschikking heeft over een eigen toilet. Verder stelt het college in het bestreden besluit dat de tweede verdieping bij de start van de verhuur in 2017 een zelfstandige woonruimte was. Uit de inspectie 17 mei 2021 blijkt vervolgens dat het pand op dat moment nog beschikt over één toilet op de begane grond en dat dit toilet wordt gedeeld door de bewoners van het gehele pand. Hiermee staat vast dat het toilet op de eerste verdieping is verwijderd in de periode tussen 28 februari 2019 en 17 mei 2021. Dat is na de peildatum van 12 oktober 2018. Ook staat vast dat de tweede verdieping in 2017 een zelfstandige woonruimte was en op 17 mei 2021 een onzelfstandige woonruimte is. Dat betekent dat de woonsituatie op de tweede verdieping is veranderd tussen 2017 en 17 mei 2021.
11. De rechtbank vindt dat het college deels onterecht heeft aangenomen dat en deels onvoldoende heeft onderzocht of het overgangsrecht aan handhavend optreden in de weg staat.