ECLI:NL:RBMNE:2022:3546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
UTR 21/4623
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging ZW-uitkering en WGA-loonaanvullingsuitkering

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres ontving gelijktijdig een ZW-uitkering en een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar de WGA-uitkering werd niet uitbetaald omdat de ZW-uitkering als inkomen in mindering werd gebracht. Het Uwv beëindigde de ZW-uitkering per 27 november 2020, waarna eiseres bezwaar maakte tegen deze beslissing. Het bezwaar werd gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het Uwv handhaafde de beëindiging van de ZW-uitkering. Eiseres was van mening dat zij al per 1 september 2020 volledig arbeidsongeschikt was en recht had op een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de datum van 27 november 2020 als beoordelingsdatum hanteerde, omdat de ZW-uitkering op die datum eindigde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de inkomenseis voor de WGA-loonaanvullingsuitkering op de datum van beëindiging van de ZW-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.B.M. Swart),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: E. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1.1
Eiseres ontving van het Uwv gelijktijdig een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) en een WGAloonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). De WGA-loonaanvullingsuitkering is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 47,91%, maar vastgesteld op € 0, per maand omdat de ZWuitkering van eiseres daarop als inkomen in mindering wordt gebracht.
1.2
In het besluit van 6 november 2020 (
het primaire besluit 1) heeft het Uwv de ZWuitkering van eiseres per 27 november 2020 beëindigd omdat eiseres deze uitkering dan voor de maximale duur van 104 weken heeft gehad. In het besluit van 2 december 2020 (
het primaire besluit 2) heeft het Uwv de WGAloonaanvullingsuitkering van eiseres aansluitend omgezet in WGAvervolguitkering. Gelet op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% waar eiseres op dat moment in valt (zij is voor 47,91% arbeidsongeschikt) is de hoogte van deze uitkering 35% van het minimumloon.
1.3
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv de medische toestand van eiseres onderzocht. Zij heeft geconcludeerd dat eiseres op 27 november 2020 geen benutbare mogelijkheden heeft en per die datum dus voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. In het besluit van 7 oktober 2021 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 daarom gegrond verklaard en eiseres per 1 februari 2021 - twee kalendermaanden ná 27 november 2020 - een WGAloonaanvullingsuitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Omdat eiseres met het wegvallen van haar ZWuitkering geen inkomen meer heeft, is de hoogte van deze uitkering 70% van het inkomen dat eiseres had voordat zij ziek werd (haar maatmanloon). Het bezwaar tegen het primaire besluit 1, de beëindiging van de ZWuitkering, heeft het Uwv ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. De zaak is op 9 juni 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat zij al per 1 september 2020 volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd en hierdoor per 27 november 2020 doorlopend recht had op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Ten onrechte heeft zij dus twee kalendermaanden de lagere WGAvervolguitkering ontvangen. Ter onderbouwing van haar betoog wijst eiseres op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1.
3. Verweerder blijft bij het bestreden besluit. Volgens verweerder kan eiseres niet eerder dan twee kalendermaanden na 27 november 2020, dus per 1 februari 2021 weer voor een WGAloonaanvullingsuitkering in aanmerking worden gebracht. De beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres kan namelijk niet verder terug gaan dan de datum in geding van 27 november 2020. Dit is de datum waarop de ZW-uitkering van eiseres eindigde.

Beoordeling van het geschil

4. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk in de zaak. Waarom dat zo is, legt de rechtbank hierna verder uit.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres eerst was gebaseerd op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 47.91%. Tegelijkertijd ontving eiseres een ZWuitkering. Gelet op artikel 3:3, vijfde lid, onder a, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, heeft het Uwv de ZWuitkering terecht als inkomen in mindering gebracht op de WGAloonaanvullingsuitkering van eiseres. Hierdoor kwam de WGAloonaanvullingsuitkering niet tot uitbetaling.
5.2
Op 27 november 2020 eindigde het recht van eiseres op een ZWuitkering en had zij dus geen inkomen meer. Alleen verzekerden die tenminste 50% verdienen van wat zij volgens het Uwv kunnen verdienen hebben recht op een WGAloonaanvullingsuitkering. Dit is de inkomenseis, die is neergelegd in artikel 60 van de Wet WIA. Zoals gezegd had eiseres met het wegvallen van haar ZW-uitkering geen inkomen meer: zij verdiende niets terwijl zij volgens het Uwv nog 52,09% zou kunnen verdienen (voor de overige 47,91% was zij immers arbeidsongeschikt). Eiseres voldeed op 27 november 2020 daarom niet aan de inkomenseis, zodat zij geen WGA-loonaanvullingsuitkering kon krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv eiseres dan ook terecht een WGAvervolguitkering toegekend. Een WGAvervolguitkering is een stuk lager dan een WGAloonaanvullingsuitkering omdat de vervolguitkering wordt afgezet tegen het minimumloon in plaats van het loon dat eiseres had voordat zij ziek werd (haar maatmanloon). Hierdoor is eiseres er per 27 november 2020 financieel op achteruit gegaan.
5.3
In bezwaar is eiseres medisch beoordeeld en bleek zij niet voor 47,91%, maar voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt. Het Uwv is hierbij uitgegaan van 27 november 2020 en daar ligt de crux in deze zaak. Eiseres stelt dat het Uwv haar al per 1 september 2020 volledig arbeidsongeschikt had moeten beschouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv echter terecht uitgegaan van 27 november 2020. Het Uwv heeft de primaire besluiten ambtshalve genomen vanwege de beëindiging van de ZWuitkering van eiseres. De ZWuitkering eindigde op 27 november 2020, niet eerder. Dat betekent dat 27 november 2020 de beoordelingsdatum is in deze zaak, en 1 september 2020 dus buiten het bereik van de besluitvorming valt.
5.4
Dat betekent niet dat het Uwv niet
bevoegdwas om het WIArecht van eiseres op elk moment, dus ook op 1 september 2020, opnieuw te beoordelen. Het Uwv is daar in beginsel echter niet toe verplicht. Zoals de gemachtigde van het Uwv op de zitting heeft toegelicht ziet het Uwv pas aanleiding voor een ambtshalve herbeoordeling als er iets verandert in de situatie van een verzekerde. In geval van eiseres was dit de beëindiging van haar recht op een ZWuitkering. Op 1 september 2020 bestond er voor het Uwv geen aanleiding om een ambtshalve herbeoordeling te doen in geval van eiseres. De rechtbank kan het Uwv hierin volgen. Bovendien kan een verzekerde, dus ook eiseres, zich op elk moment toegenomen arbeidsongeschikt melden bij het Uwv om zo besluitvorming over een bepaalde beoordelingsdatum uit te lokken. Als eiseres zich per 1 september 2020 al volledig arbeidsongeschikt achtte had zij zich per die datum kunnen melden bij het Uwv. Het betoog slaagt niet.
5.5
Het voorgaande betekent dat het Uwv eiseres terecht per 27 november 2020 en niet eerder, voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt heeft beschouwd. Voor verzekerden die 80 tot 100% arbeidsongeschikt zijn geldt de inkomenseis niet vanaf het moment dat hij of zij twee kalendermaanden lang volledig arbeidsongeschikt is geweest. Op 1 februari 2021 was eiseres twee kalendermaanden lang volledig arbeidsongeschikt en gold de inkomenseis voor haar dus niet meer. Eiseres heeft daarom per die datum pas weer recht op een WGAloonaanvullingsuitkering.
5.6
Over de uitspraak van de CRvB waar eiseres naar heeft verwezen, overweegt de rechtbank tot slot als volgt. In die uitspraak is geoordeeld dat een verzekerde die gedurende zijn recht op een loongerelateerde WGA-uitkering voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, (proces)belang heeft bij zijn of haar beroep daartegen, ondanks dat de hoogte van die uitkering niet verandert. De verzekerde wiens loongerelateerde WGAuitkering eindigt binnen 24 maanden nadat hij of zij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd beschouwd, komt namelijk aansluitend in aanmerking voor een WGA-loonaanvullingsuitkering zonder dat aan deze verzekerde twee kalendermaanden lang de inkomenseis wordt tegengeworpen. Dit staat in artikel 60, tweede lid van de Wet WIA. Eiseres ontving op 27 november 2020 (en overigens ook op 1 september 2020) geen loongerelateerde WGAuitkering. De uitspraak van de CRvB maakt de beoordeling van dit geschil dus niet anders.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer - de Bruin, griffier. De beslissing is op 26 augustus 2022 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.