Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
Hierbij mijn reactie na ons telefoongesprek van vrijdagmorgen jl.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van een failliete aannemer en de opdrachtgever van een aannemingsovereenkomst. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 19.422,05, bestaande uit een hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten, na de opzegging van de aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever. De opdrachtgever had de overeenkomst opgezegd op basis van ontevredenheid over de voortgang van de werkzaamheden. De curator stelde dat de opdrachtgever de volledige aanneemsom moest betalen, minus de besparingen die voortvloeiden uit de opzegging. De opdrachtgever betwistte de hoogte van de gemaakte kosten en voerde aan dat hij al een aanzienlijk bedrag had betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de curator zijn vordering verminderd tot € 14.980,40, maar de kantonrechter oordeelde dat de curator niet had voldaan aan zijn mededelingsplicht met betrekking tot de besparingen die voortvloeiden uit de opzegging. De kantonrechter concludeerde dat de opdrachtgever aan zijn stelplicht had voldaan door een rapport te overleggen waaruit bleek dat er voor een bedrag van € 58.750,34 aan werkzaamheden was uitgevoerd. Aangezien de opdrachtgever al € 72.656,29 had betaald, was hij niets meer aan de curator verschuldigd. De vordering van de curator werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de belangrijke rol van de mededelingsplicht van de aannemer en de noodzaak voor de curator om voldoende bewijs te leveren van de gemaakte kosten en besparingen. De kantonrechter oordeelde dat de curator niet voldoende had onderbouwd dat er meer kosten waren gemaakt dan de opdrachtgever al had betaald, en dat de vordering om die reden niet kon worden toegewezen.