1.2.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 april 2021 geconcludeerd dat eiseres op 30 november 2020 (de datum in geding) belastbaar is zoals de primaire verzekeringsarts dat in de FML heeft vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook geen aanleiding gezien om van de conclusie van de primaire arbeidskundige af te wijken. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres per
30 november 2020 geen recht op een ZW-uitkering heeft, omdat zij op 27 oktober 2020 meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
4. Eiseres vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat zij alleen telefonisch met mensen heeft gesproken en niemand haar fysiek heeft gezien. Zij voert verder aan dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsartsen geen informatie bij haar psycholoog hebben opgevraagd.
5. De rechtbank vindt niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en overweegt daartoe het volgende.
6. De stelling van eiseres dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat eiseres niet fysiek is gezien door een verzekeringsarts slaagt niet. Anders dan eiseres stelt, heeft er namelijk wel een fysiek spreekuur plaatsgevonden met een verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts heeft op 11 september 2020 gerapporteerd dat eiseres telefonisch werd gesproken. Na een melding van eiseres dat zij een terugval heeft gehad, heeft de primaire verzekeringsarts haar alsnog op 19 oktober 2020 op een fysiek spreekuur gezien en onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft op grond van dit aanvullend onderzoek ook een aanvullende urenbeperking aangenomen.
Opvragen informatie bij de psycholoog
7. Volgens vaste rechtspraak van de CRvBmag een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen, indien hij meent dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene. De verzekeringsarts moet de behandelend sector raadplegen als een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid, of als eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 14 april 2021 gerapporteerd dat de behandeling van eiseres op 30 november 2020 bestond uit een keer per week cognitieve gedragstherapie bij de psycholoog. Hieruit blijkt niet van een situatie waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden en dat die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid. Eiseres heeft ook niet gesteld dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen van eiseres. Het betoog van eiseres dat de verzekeringsartsen ten onrechte geen informatie hebben ingewonnen bij haar psycholoog slaagt daarom niet.
9. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat verweerder haar beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid heeft onderschat. Zij zit in een depressie en volgt nu EMDR om trauma’s te verwerken. Zij heeft paniekaanvallen en het lukt haar amper om het huishouden bij te houden. Eiseres vindt dat zij niet 4 uur per dag kan werken.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De primaire verzekeringsarts heeft in ruime mate beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij op 30 november 2020 verdergaand of aanvullend beperkt moet worden geacht als gevolg van de door haar genoemde klachten. De wijze waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, is onvoldoende voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2022 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier.
d
e rechter is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: