Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2022 in de zaak tussen
[eiser] en [eisers] , uit [woonplaats] , verzoekers
[belanghebbende 1]en
[belanghebbende 2](vergunninghouders).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 20 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunningen voor de nieuwbouw van een twee-onder-een-kapwoning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen dat er met de bouw zal worden gestart voordat hun bezwaren zijn behandeld.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Hij heeft het verzoek afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouders schriftelijk hebben verklaard dat er geen bouwwerkzaamheden zullen plaatsvinden totdat het college op het bezwaarschrift heeft beslist. Hierdoor is er geen sprake van een spoedeisend belang, aangezien er geen onomkeerbare gevolgen zullen optreden zolang er niet met de werkzaamheden wordt gestart.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat voor het treffen van een voorlopige voorziening ook evident onrechtmatig moet zijn aangetoond. Dit betekent dat er zeer ernstige twijfels moeten bestaan over de rechtmatigheid van het besluit van het college. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de verleende omgevingsvergunningen evident onrechtmatig zijn, en heeft geconcludeerd dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij hun verzoek.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en opgemerkt dat verzoekers opnieuw een verzoek kunnen indienen als de vergunninghouders ondanks hun toezegging toch met de bouw beginnen voordat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.