ECLI:NL:RBMNE:2022:409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
21/2706
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Ziektewet na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres, die als administratief medewerkster werkte, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Eiseres is op 30 december 2019 uitgevallen voor haar werk en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv heeft op 22 december 2020 besloten dat eiseres vanaf 29 januari 2021 geen ZW-uitkering meer ontvangt, omdat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kan verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard in een besluit van 12 mei 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 7 december 2021 behandeld tijdens een digitale zitting. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl het Uwv niet verscheen vanwege ziekte van hun vertegenwoordiger. Eiseres betwistte de conclusie van het Uwv dat zij in staat is om meer dan 65% van haar loon te verdienen en voerde aan dat haar beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om voldoende onderbouwde gronden aan te voeren tegen het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsarts aan de vereisten voldeden en dat het Uwv zich op deze rapporten mocht baseren.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het beroep van eiseres ongegrond was. De rechtbank vond dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2706

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder.

Inleiding

1. Eiseres werkte als administratief medewerkster voor gemiddeld 23 uur per week. Eiseres is op 30 december 2019 uitgevallen voor haar werk en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Met het besluit van 22 december 2020 (primair besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 29 januari 2021 geen ZW-uitkering meer krijgt, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
2. In het besluit van 12 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De zaak is op 7 december 2021 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering wegens ziekte van zijn vertegenwoordiger, niet verschenen.

Geschil

4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan waar het Uwv van uitgaat en dat zij de geduide functies om die reden niet kan verrichten. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv het verdienvermogen van eiseres terecht heeft vastgesteld op meer dan 65% van het loon dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 29 januari 2021 (de datum in geding).

Beoordeling door de rechtbank

Welke beroepsgronden behandelt de rechtbank?
5. Op 23 juni 2021 heeft eiseres een beroepsschrift ingediend waarin wordt verwezen naar de bezwaargronden en waarin het volgende wordt aangevoerd:
“(..) Zij is van mening dat zij ernstiger beperkt is dan aangenomen en niet in staat is de geduide functies te verrichten. Zij vindt daarbij dat zij niet in staat is 40 uur per week te werken. Een urenbeperking zou aangenomen moeten worden..(..)”Hoewel het beroepsschrift beroepsgronden bevat en ontvankelijk is, heeft de administratie van de rechtbank op 24 juni 2021 aan eiseres een brief gestuurd en (onverplicht) een termijn gesteld voor het aanvullen van de beroepsgronden.
Met de brief van 19 juli 2021 heeft eiseres de rechtbank schriftelijk bericht dat er voldoende beroepsgronden zijn aangevoerd om de procedure doorgang te laten vinden en heeft eiseres de beroepsgronden niet aangevuld.
Op 25 november 2021 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend met twee bijlagen: i) een eindverslag basisGGZ Medinello van GZ-psycholoog [A] gedateerd 19 september 2021 en ii) een eindverslag Fysiotherapie Medinello van fysiotherapeut [B] gedateerd 27 september 2021. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanaf 2 maart 2020 een basis-traject bij Medinello heeft doorlopen in verband met de klachten en beperkingen als gevolg van het ongeval. Volgens eiseres sluit de inhoud van de twee ingediende stukken aan bij de door haar ervaren klachten en beperkingen. Eiseres heeft voorts toegelicht dat vanuit Medinello is geadviseerd om een intensiever traject in te gaan wat op drie, vier dagdelen per week gaat plaatsvinden.
6. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om voldoende onderbouwd gronden aan te voeren tegen het bestreden besluit. [1] Met de verwijzing naar de gronden in bezwaar kan in deze zaak niet worden bereikt dat de rechtbank de bezwaargronden aanmerkt als beroepsgronden, nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 mei 2021 gemotiveerd is ingegaan op de bezwaargronden. Pas op de zitting heeft eiseres een opsomming gegeven van welke beperkingen er zouden zijn en de motivering van deze beperkingen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te laat en daarom in strijd met de goede procesorde. De rechtbank beoordeelt daarom alleen wat er in het beroepschrift van
23 juni 2021 en in het aanvullend beroepschrift van 25 november 2021 is aangevoerd.
Het medisch onderzoek
7. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet het medisch onderzoek aan de voorwaarden?
8. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie voorwaarden voldoet. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier heeft bestudeerd, eiseres heeft gezien, gesproken en fysiek en psychisch heeft onderzocht tijdens de hoorzitting op 5 mei 2021 en informatie bij de huisarts van eiseres heeft opgevraagd, ontvangen en betrokken in de beoordeling. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de in bezwaar van eiseres verkregen medische informatie (van de huisarts van 30 juni 2020, van de fysiotherapeut/manueel therapeut van 8 december 2020, van de huisartsenpost van 1 januari 2020, van de spoedeisende hulp arts van 30 december 2019 en de aanmelding bij Arkin van 11 juni 2020) betrokken bij de heroverweging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Eiseres heeft niet gesteld en de rechtbank is ook niet gebleken dat het rapport niet aan de voorwaarden voldoet. Daarom mocht het Uwv zich hier bij het bestreden besluit op baseren.
Is de medische beoordeling juist?
9. Eiseres voert aan dat haar beperkingen ernstiger zijn dan waar het Uwv van uitgaat en dat een urenbeperking van toepassing is, onder verwijzing naar de twee stukken die bij het aanvullend beroepschrift van 25 november 2021 zijn gevoegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in zijn rapport van 29 november 2021 dat hij in zijn medische beoordeling rekening heeft gehouden met de posttraumatische stressstoornis van eiseres. Dit volgt uit de heroverweging onder e op pagina 5 in zijn rapport van 5 mei 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep leiden de gerapporteerde klachten en beperkingen zoals opgenomen in het verslag van de fysiotherapeut van Fysiotherapie Medinello niet tot verdergaande beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Uit dit verslag blijken volgens de verzekeringsarts geen nieuwe medische gegevens over de oorzaak van de nek, schouder- en rugklachten waardoor geen geobjectiveerde schade van de rug, nek en schouder is aangetoond. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en neemt deze over. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
10. Tegen de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit heeft eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat eiseres niet in staat is de geduide functies te verrichten vanwege haar beperkingen. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst van 5 mei 2021 juist zijn. De rechtbank twijfelt daarom ook niet aan de arbeidskundige beoordeling.

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 21 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de ABRvS van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1789.