ECLI:NL:RBMNE:2022:410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
21/2921
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering na laattijdige aanvraag en beoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 1995 kampt met aanvallen van afwezigheid, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Eiseres heeft in het verleden gewerkt en ontving aanvankelijk een WAO-uitkering, die in 2007 werd ingetrokken. Sindsdien ontvangt zij een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. In 2013 werd bij haar een conversiestoornis vastgesteld. Op 20 februari 2020 diende zij een aanvraag in voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft geen voldoende medische gegevens overgelegd die haar arbeidsongeschiktheid op haar zeventiende en achttiende levensjaar kunnen onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft gesteld dat de medische situatie van eiseres in die periode niet kan worden vastgesteld. Bovendien wordt de aanvraag als laattijdig beschouwd, wat betekent dat de bewijslast bij eiseres ligt. De rechtbank volgt de motivering van het Uwv en concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de arbeidsongeschiktheid van eiseres in de relevante periode. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2921

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] ,eiseres,

(gemachtigde: mr. R.F. Ronday),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),
verweerder
(gemachtigde: P.A. Haakman).

Inleiding

1. Eiseres heeft sinds 1995 aanvalletjes van afwezig zijn. In 1997 is zij opgenomen in het ziekenhuis. Er werd destijds gedacht aan een virusinfectie aan de hersenen maar dit is niet geobjectiveerd. Eiseres heeft vanaf september 1997 tot juli 2000 gewerkt als administratief medewerkster voor 40 uur per week en vanaf juli 2000 voor 24 uur per week.
Op 20 maart 2001 is zij voor dit werk uitgevallen. Eiseres heeft vanaf 19 maart 2002 een uitkering ontvangen op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Met het besluit van
5 december 2006 is de WAO-uitkering per 6 februari 2007 ingetrokken, omdat zij 0% arbeidsongeschikt was. Hierna heeft eiseres een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet die vervolgens met ingang van 1 september 2008 is beëindigd. Sindsdien ontvangt eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
2. Altrecht Psychosomatiek heeft in 2013 bij eiseres een conversiestoornis vastgesteld. Eiseres vraagt zich af of zij wel de juiste uitkering ontvangt. Op 20 februari 2020 heeft zij daarom een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan om een uitkering te krijgen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Met het besluit van 10 juli 2020 (primair besluit) heeft het Uwv de aanvraag afgewezen.
3. Met het besluit van 3 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 7 december 2021 bij de rechtbank behandeld via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde (enkel geluid).

Geschil

4. Eiseres vindt dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voor een Wajong-uitkering in aanmerking komt. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op de medische beoordeling van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, zal de rechtbank beoordelen of de conclusie van het Uwv juist is.

Beoordeling door de rechtbank

5. Het beroep is ongegrond: eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1978, dus vóór 1 januari 1980. Eiseres heeft op
20 februari 2020 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend, dus ná
1 januari 2010. Volgens vaste rechtspraak moet de beoordeling van haar aanspraken daarom plaatsvinden aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). [1] De rechtbank stelt vast dat dit beoordelingskader niet ter discussie staat tussen partijen.
7. Op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b van de AAW ontstaat recht op een uitkering als de betrokkene vanaf de dag van zijn zeventiende levensjaar, gedurende zijn achttiende levensjaar onafgebroken ten minste 25% arbeidsongeschikt is en na afloop van deze periode nog arbeidsongeschikt is.
8. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit is gebaseerd op een onjuist en onvolledig rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft medische stukken overgelegd aan het Uwv over de jaren 1996, 1998, 1999, 2001, 2002 en 2004, waaruit volgens eiseres blijkt dat zij op haar zeventiende en achttiende levensjaar zodanige medische beperkingen had dat de Wajong-uitkering ten onrechte is geweigerd.
9. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de medische situatie van eiseres op haar zeventiende en achttiende levensjaar niet kan worden vastgesteld bij gebrek aan medische gegevens over deze periode. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in zijn rapport van 3 augustus 2021 dat de medische informatie uit 1996, 1998 en 1999 niet ziet op het zeventiende en achttiende levensjaar van eiseres en dat hierin geen afwijkingen zijn beschreven die gerelateerd kunnen worden aan een medische aandoening. De medische informatie uit 2001, 2002 en 2004 gaat over een periode ruim na het zeventiende en achttiende levensjaar. Ook uit deze gegevens volgt geen medische informatie die gerelateerd kan worden aan een medische aandoening met afwijkingen waaruit zonder twijfel voldoende is op te maken welke de duurzame specifieke medische beperkingen zijn in 1995 en 1996, op het zeventiende en achttiende levensjaar.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat de medische situatie van eiseres op haar zeventiende en achttiende levensjaar niet kan worden vastgesteld. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die zien op haar medische toestand in de periode dat zij zeventien en achttien jaar oud was. Daaraan wordt toegevoegd dat de Wajong-aanvraag van eiseres moet worden beschouwd als een laattijdige aanvraag. In de situatie van eiseres is sprake van een zeer groot tijdsverloop tussen de periode in geding en de datum van de aanvraag. Volgens vaste rechtspraak ligt de bewijslast bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. [2] Eiseres heeft medische stukken overgelegd, maar die hebben geen betrekking op het moment van haar zeventiende en achttiende levensjaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht waarom er onvoldoende medische informatie is om een standpunt in te nemen over de arbeidsongeschiktheid op het zeventiende en achttiende levensjaar. Niet alleen ten aanzien van de ziekte, maar ook van de aard en de ernst van de afwijkingen. Temeer omdat eiseres nadien een langere periode voltijds heeft gewerkt en ook geschikt is geacht nadien voor het uitvoeren van voltijds passende arbeid. De rechtbank kan deze motivering volgen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 21 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 8 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1111.
2.Uitspraak van de CRvB van 27 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6477 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/).