ECLI:NL:RBMNE:2022:413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
21/2670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die als medewerker transitieteam werkte, zich op 20 augustus 2019 ziekgemeld en ontving een Ziektewet-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 29 november 2020, omdat zij volgens hen in staat was om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv werd gegrond verklaard, maar de uitkering werd alsnog per 17 mei 2021 beëindigd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft de zaak op 22 december 2021 behandeld. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelde dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de beëindiging van de uitkering terecht had vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand moesten komen en dat eiseres medische onderbouwing moest aanleveren om haar claims te ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts voldoende was en dat de arbeidskundige beoordeling ook correct was uitgevoerd. Eiseres had niet aangetoond dat haar beperkingen verder gingen dan vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiseres werkte als medewerker transitieteam via een uitzendorganisatie voor gemiddeld 33,05 uur per week. Eiseres heeft zich op 20 augustus 2019 ziekgemeld en ontving per
22 augustus 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
2. Naar aanleiding van een Eerstejaars ZW-beoordeling heeft het Uwv met het besluit van 28 oktober 2020 de ZW-uitkering van eiseres vanaf 29 november 2020 beëindigd, omdat eiseres per 18 augustus 2020 meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. In het besluit van 11 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat de ZW-uitkering per 17 mei 2021 wordt beëindigd.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 22 december 2021 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil en beoordelingskader

4. Deze zaak gaat over het beëindigen van de ZW-uitkering van eiseres. Volgens het Uwv is de uitkering terecht beëindigd. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Ook vindt zij dat de maatgevende arbeid en de geduide functies niet passend zijn. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op 17 mei 2021.
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

De beoordeling

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
6. Eiseres voert aan dat het onderzoek niet zorgvuldig is verricht, omdat ten onrechte niet is gekeken naar de medische situatie van eiseres op de gewijzigde datum in geding van
17 mei 2021.
7. De rechtbank vindt niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en overweegt daartoe het volgende.
8. De rechtbank overweegt dat de medische beperkingen van eiseres zijn beoordeeld door een arts en dat deze zijn heroverwogen door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De arts heeft eiseres gesproken op een fysiek spreekuur op 27 augustus 2020, psychisch onderzocht en heeft de medicatie van eiseres betrokken in zijn medische heroverweging, zoals blijkt uit zijn medische rapportage van 31 augustus 2020. De arts heeft in zijn aanvullende rapportage van 20 oktober 2020 de medische informatie van de neuroloog in zijn oordeel betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiseres telefonisch gesproken op 22 maart 2021. De rechtbank overweegt dat de klachten van eiseres, die zij heeft genoemd in haar beroepschrift, zijn betrokken in de rapporten van de arts van 27 augustus 2020 en 20 oktober 2020 en in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 maart 2021.
9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 6 april 2021 vermeld dat hij op 6 april 2021 overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de medische behandeling van eiseres op 7 april 2021. Uit dit overleg is naar voren gekomen dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden uitgegaan van een herstelperiode van twee tot zes weken na de behandeling. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres op 17 mei 2021. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiseres heeft verder aangevoerd dat ten onrechte geen informatie bij de behandelend sector opgevraagd over het verloop en de gevolgen van de operatie aan haar linkerknie op
7 april 2021 en de operatie aan de buikhernia van eiseres op 27 september 2021. Dit geldt te meer nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte uitgaat van een herstelperiode na de operatie aan de linker knie van maximaal zes weken, aldus eiseres.
11. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [1] mag een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen, indien hij meent dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene. De verzekeringsarts moet de behandelend sector raadplegen als een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid, of als eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. De rechtbank overweegt dat hiervoor van belang is wat er ten tijde van de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend is over een behandeling die is ingezet of zal worden.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 23 maart 2021 gerapporteerd dat eiseres op 7 april 2021 een operatie, een nettoyage, zal ondergaan vanwege een infectie ter hoogte van de knieprotese. Zoals eerder is overwogen onder 9. is de verzekeringsarts bezwaar en beroep er van uitgegaan dat de herstelperiode van deze operatie twee tot zes weken is. Hieruit blijkt niet van een situatie waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden en dat die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid (op de datum in geding). Eiseres heeft ook niet gesteld dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen van eiseres. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die betrekking hebben op de operatie op 7 april 2021 en waaruit volgt dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is geweest. Op de zitting heeft het Uwv verder toegelicht dat de operatie aan de buikhernia op 27 september 2021 niet in de medische beoordeling is betrokken omdat die (ver) na de datum in geding heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
De medische beoordeling
13. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres heeft aangevoerd dat zij klachten heeft aan haar linkerknie, rechterbeen, rug en heupen en dat zij een hernia heeft. Zij heeft ook psychische, astmatische en allergische klachten en ervaart bijwerkingen van medicijngebruik. Zij meent verder dat er voldoende reden is voor het toekennen van een urenbeperking.
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de (verzekerings)artsen alle klachten van eiseres bij hun onderzoek betrokken. De primaire arts heeft in zijn rapporten van
31 augustus 2020 en 20 oktober 2020 de linkerknie klachten, de klachten aan het rechterbeen, de uitstralende rugklachten, de hernia, de slijtage van de rug en heupen onderkend en diverse beperkingen aangenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
Ook heeft de primaire arts blijkens zijn rapport van 31 augustus 2020 een psychisch onderzoek verricht en de stemmingsklachten en het medicijngebruik van tramadol en diazepam kenbaar in de medische beoordeling betrokken. De aandoening COPD en de astmatische klachten van eiseres zijn ook in de medische beoordeling van de primaire arts betrokken.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. Ten aanzien van het medicijn tramadol heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres dit medicijn gebruikt sinds het eerste ziektewetjaar en er gewenning is opgetreden met betrekking tot de bijwerkingen.
16. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij op 17 mei 2021 verdergaand of aanvullend beperkt moet worden geacht als gevolg van de door haar genoemde klachten. Daarom ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
17. Eiseres voert verder aan dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. Volgens eiseres overschrijdt de maatgevende arbeid van administratief medewerker transitieteam haar mogelijkheden omdat in dit werk afwisseling van houding onvoldoende mogelijk is en sprake is van overschrijding van haar mogelijkheden op de onderdelen lopen en staan omdat dit langer dan een half uur is. Verder stelt eiseres dat met de functie van productiemedewerker industrie en baliemedewerker haar mogelijkheden worden overschreden omdat veiligheidsschoenen moeten worden gedragen en dit een te zware belasting op haar knieën vormt.
18. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de arbeidskundige beoordeling niet juist is. De rechtbank stelt vast dat voor de beoordeling van de geschiktheid van de maatgevende arbeid de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 1 april 2021 en
6 april 2021 telefonisch contact heeft gehad met de werkgever van eiseres en rekening heeft gehouden met de beperkingen zoals opgenomen in de FML van 20 oktober 2020, zoals blijkt uit zijn rapportage van 6 april 2021. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport toegelicht waarom de maatgevende arbeid de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Over het afwisselen van houding heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep toegelicht dat het voornamelijk zittend uitgevoerd werk is, waarbij kan worden afgewisseld door kortdurend lopen en staan. Lopen en staan komen in de functie voor korter dan een halfuur aaneengesloten en veel minder dan vier uur per werkdag. Eiseres kan conform de FML gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) lopen en ongeveer een halfuur achtereen staan. Met het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de daar gegeven toelichting ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat met de maatgevende arbeid de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden.
19. Dat met de functies productiemedewerker industrie en baliemedewerker de belastbaarheid van eiseres zou worden overschreden omdat het dragen van veiligheidsschoenen een te zware belasting vormt op haar knieën, volgt de rechtbank evenmin. De rechtbank stelt vast dat de functie van baliemedewerker is vervallen naar aanleiding van de heroverweging van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep omdat eiseres niet voldoet aan de opleidingseisen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de functie van productiemedewerker niet geschikt is voor eiseres. De rechtbank overweegt dat uit het resultaat functiebeoordeling blijkt dat het om zeer lichte beschermende middelen gaat en deze niet belastend zijn voor de knieën. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat de functie van productiemedewerker industrie de aangenomen beperking op beschermende middelen niet overschrijdt. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom de geselecteerde functie desondanks ongeschikt voor haar zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

20. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 1 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1937.