ECLI:NL:RBMNE:2022:4177
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in [woonplaats]. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had op 28 februari 2021 de waarde van de woning vastgesteld op € 303.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd op 11 januari 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de online zitting op 5 augustus 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een lagere waarde van € 273.000,- bepleitte. De heffingsambtenaar heeft de vastgestelde waarde verdedigd met een taxatiematrix, waarin de woning van eiser werd vergeleken met drie referentiewoningen in dezelfde buurt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft ook aangevoerd dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd was genomen, maar deze grond werd op zitting ingetrokken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de taxatiematrix aannemelijk maakt dat de waarde van de woning correct is vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.