ECLI:NL:RBMNE:2022:4180

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
UTR_21_4652
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van ZW-uitkering aan ex-werkneemster na onzorgvuldige bezwaarprocedure door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ex-werkneemster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een Ziektewet (ZW)-uitkering. De ex-werkneemster, die als schoonmaakster werkzaam was, had zich op 13 januari 2020 ziekgemeld en was per 31 maart 2020 uit dienst getreden. Het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 17 maart 2021, omdat zij volgens hen meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. De ex-werkneemster maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht om betrokkenheid in de bezwaarprocedure, maar het Uwv heeft haar niet betrokken, wat in strijd is met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door eiseres niet op de hoogte te houden van de voortgang in de bezwaarprocedure en dat dit een gebrek opleverde in het bestreden besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het Uwv terecht had vastgesteld dat de ex-werkneemster vanaf 17 maart 2021 recht had op een doorlopende ZW-uitkering. De rechtbank veroordeelde het Uwv tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Woltman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. L.K. Leussink).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [betrokkene] uit [woonplaats] (ex-werkneemster).

Inleiding

1.1.
Ex-werkneemster (hierna: werkneemster) heeft als schoonmaakster gewerkt bij eiseres. Zij heeft zich op 13 januari 2020 ziekgemeld en is per 31 maart 2020 uit dienst getreden omdat haar arbeidsovereenkomst eindigde. Per 1 april 2020 heeft zij recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWB) heeft de primaire verzekeringsarts een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt. Op grond van deze FML heeft de primaire arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de verdiencapaciteit van werkneemster per 11 januari 2021 (einde van het eerste ziektejaar) meer dan 65% van het maatmaninkomen bedraagt (93,52%).
1.2.
Bij besluit van 16 februari 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat de ZW-uitkering van werkneemster per 17 maart 2021 wordt beëindigd, omdat werkneemster meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen.
1.3.
Werkneemster heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt. Eiseres is hierover bij brief van 17 maart 2021 geïnformeerd waarna zij op 23 maart 2021 aan het Uwv heeft laten weten dat zij betrokken wil worden in de bezwaarprocedure.
1.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschouwt 17 maart 2021 als de datum in geding en heeft gerapporteerd dat werkneemster enkele dagen voor deze datum (op 8 maart 2021) is geopereerd. De herstelfase na de operatie is substantieel van duur geweest. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was er daarom per datum in geding geen sprake van benutbare mogelijkheden in werk.
1.5.
Bij besluit van 25 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van werkneemster tegen het primaire besluit gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat werkneemster vanaf 17 maart 2021 doorlopend recht heeft op een ZW-uitkering.
1.6.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres en het Uwv hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Derde-partij is, met vooraf bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Geheimhouding
2. Werkneemster heeft geen toestemming verleend voor het toezenden aan eiseres van stukken die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van belanghebbende daarom, voor zover nodig, slechts in algemene zin benoemen.
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het Uwv heeft eiseres namelijk niet bij de bezwaarprocedure betrokken, terwijl zij daar wel om heeft verzocht. Daarmee heeft het Uwv in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Regelement behandeling bezwaarschriften Uwv gehandeld.
4. Het Uwv is het ermee eens dat eiseres ten onrechte niet op de hoogte is gehouden van de voortgang in de bezwaarprocedure. Het Uwv had contact met eiseres moeten opnemen naar aanleiding van het bericht dat eiseres deel wilde nemen aan de procedure. Werkneemster heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens met eiseres te delen. Uit de stukken blijkt dat eiseres geen arts-gemachtigde heeft ingeschakeld. Om die reden kon het bezwaarschrift niet rechtstreeks worden toegezonden aan eiseres. Verder was om die reden de aanwezigheid van eiseres bij de hoorzitting door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mogelijk. Het Uwv erkent dat hij eiseres op de hoogte had moeten stellen dat hij het voornemen had om de ZW-uitkering van werkneemster ongewijzigd voort te zetten.
5. De rechtbank stelt vast dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres in de bezwaarprocedure. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig en in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb tot stand gekomen. Dit levert een gebrek op aan het bestreden besluit. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna beoordelen of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
Datum in geding
6. Eiseres voert aan dat de datum in geding niet 17 maart 2021 maar 11 januari 2021 is. Dit is de datum die in het primaire besluit van 16 februari 2021 is genoemd als datum waarop is beoordeeld wat de mogelijkheden van werkneemster zijn om te werken. Volgens eiseres is de beoordelingsdatum niet gewijzigd naar 17 maart 2021 door het in acht nemen van een uitlooptermijn. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat 17 maart 2021 als de beoordelingsdatum (de datum in geding) moet worden beschouwd.
7. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de aanzegjurisprudentie van toepassing is op de ZW en dat er een uitlooptermijn in acht genomen moet worden, voordat een lopende ZW-uitkering beëindigd kan worden. Om het recht op uitkering vast te stellen moet door het Uwv een beoordeling worden gedaan door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De eerste keer dat het Uwv dit doet wordt de EZWB genoemd. Deze beoordeling verricht het Uwv in principe vóór het bereiken van de 52e ziekteweek. Dit wordt ook wel de toetsdatum genoemd. In de zaak van eiseres is deze toetsdatum 11 januari 2021. De datum in geding in het kader van een beoordeling op grond van artikel 19aa, eerste lid, onderdeel b van de ZW is de datum waarop, aan het einde van de uitlooptermijn, de uitkering wordt beëindigd. Dat is in het geval van werkneemster 17 maart 2021. Dit betekent ook dat rekening moet worden gehouden met wijzigingen in de medische situatie in de periode tussen de toetsdatum en de datum van de beëindiging van de uitkering. [1]
8. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv de ZW-uitkering van werkneemster terecht per
17 maart 2021 beoordeeld. Dit is dan ook de datum in geding.
Medische beoordeling
9. Bij de medische beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
10. Eiseres voert aan dat het Uwv de medische beperkingen van werkneemster heeft overschat. Daarbij wijst zij op een advertentie die werkneemster op 18 mei 2021 online heeft geplaatst waaruit blijkt dat zij op zoek is naar een schoonmaakadres. Volgen eiseres blijkt hieruit dat werkneemster in staat was en is om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 19 augustus 2021 gerapporteerd dat werkneemster enkele dagen voor de datum in geding, te weten op 8 maart 2021, een operatie heeft ondergaan. Dit rechtvaardigt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep om werkneemster op de datum in geding niet belastbaar te achten voor werk, ook gelet op de herstelfase na de operatie die substantieel van duur is geweest.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom er in bezwaar een medische reden was om af te wijken van het primaire oordeel. De reden om werkneemster per de datum in geding niet belastbaar te achten was gelegen in de substantiële herstelduur na een operatie kort voor de datum in geding. De advertentie die werkneemster op 18 mei 2021 heeft geplaatst heeft geen betrekking op de datum in geding. Bovendien kan uit die advertentie niet worden afgeleid dat werkneemster op de datum in geding in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen.
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen van werkneemster, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht waardoor aan de beoordeling van de verzekeringsarts moet worden getwijfeld.
13. Eiseres heeft op de zitting verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld een contra-expertise over te leggen, in het geval de rechtbank uitgaat van 17 maart 2021 als de datum in geding. De rechtbank wijst dit verzoek af. In het feit dat eiseres zonder succes de door verweerder gehanteerde beoordelingsdatum (de datum in geding) heeft aangevochten ziet de rechtbank geen aanleiding eiseres in de gelegenheid te stellen (alsnog) een medische contra-expertise over te leggen. Niet valt in te zien dat eiseres een dergelijke expertise niet eerder (in de beroepsfase) had kunnen inbrengen.
Conclusie
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het Uwv terecht heeft beslist dat werkneemster vanaf 17 maart 2021 doorlopend recht heeft op een ZW-uitkering laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Griffierecht en proceskostenveroordeling
15. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Het gaat hier om een forfaitair bedrag, zodat de daadwerkelijk gemaakte kosten niet van belang zijn. Het verzoek van eiseres op de zitting om een vergoeding van de daadwerkelijke gemaakte kosten wijst de rechtbank af. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die toepassing van artikel 2, derde lid, van het Bpb (de hardheidsclausule) rechtvaardigen.
16. Derde-partij heeft verzocht eiseres te veroordelen in haar proceskosten. Derde-partij heeft niet nader toegelicht waarom grond bestaat voor een dergelijke veroordeling. Daarom wijst de rechtbank dit verzoek af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres;
- wijst het verzoek van de derde-partij om eiseres in de proceskosten te veroordelen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 oktober 2022.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 1 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3925.