Overwegingen
2. Werkneemster heeft geen toestemming verleend voor het toezenden aan eiseres van stukken die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van belanghebbende daarom, voor zover nodig, slechts in algemene zin benoemen.
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het Uwv heeft eiseres namelijk niet bij de bezwaarprocedure betrokken, terwijl zij daar wel om heeft verzocht. Daarmee heeft het Uwv in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Regelement behandeling bezwaarschriften Uwv gehandeld.
4. Het Uwv is het ermee eens dat eiseres ten onrechte niet op de hoogte is gehouden van de voortgang in de bezwaarprocedure. Het Uwv had contact met eiseres moeten opnemen naar aanleiding van het bericht dat eiseres deel wilde nemen aan de procedure. Werkneemster heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens met eiseres te delen. Uit de stukken blijkt dat eiseres geen arts-gemachtigde heeft ingeschakeld. Om die reden kon het bezwaarschrift niet rechtstreeks worden toegezonden aan eiseres. Verder was om die reden de aanwezigheid van eiseres bij de hoorzitting door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mogelijk. Het Uwv erkent dat hij eiseres op de hoogte had moeten stellen dat hij het voornemen had om de ZW-uitkering van werkneemster ongewijzigd voort te zetten.
5. De rechtbank stelt vast dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres in de bezwaarprocedure. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig en in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb tot stand gekomen. Dit levert een gebrek op aan het bestreden besluit. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna beoordelen of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
6. Eiseres voert aan dat de datum in geding niet 17 maart 2021 maar 11 januari 2021 is. Dit is de datum die in het primaire besluit van 16 februari 2021 is genoemd als datum waarop is beoordeeld wat de mogelijkheden van werkneemster zijn om te werken. Volgens eiseres is de beoordelingsdatum niet gewijzigd naar 17 maart 2021 door het in acht nemen van een uitlooptermijn. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat 17 maart 2021 als de beoordelingsdatum (de datum in geding) moet worden beschouwd.
7. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de aanzegjurisprudentie van toepassing is op de ZW en dat er een uitlooptermijn in acht genomen moet worden, voordat een lopende ZW-uitkering beëindigd kan worden. Om het recht op uitkering vast te stellen moet door het Uwv een beoordeling worden gedaan door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De eerste keer dat het Uwv dit doet wordt de EZWB genoemd. Deze beoordeling verricht het Uwv in principe vóór het bereiken van de 52e ziekteweek. Dit wordt ook wel de toetsdatum genoemd. In de zaak van eiseres is deze toetsdatum 11 januari 2021. De datum in geding in het kader van een beoordeling op grond van artikel 19aa, eerste lid, onderdeel b van de ZW is de datum waarop, aan het einde van de uitlooptermijn, de uitkering wordt beëindigd. Dat is in het geval van werkneemster 17 maart 2021. Dit betekent ook dat rekening moet worden gehouden met wijzigingen in de medische situatie in de periode tussen de toetsdatum en de datum van de beëindiging van de uitkering.
8. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv de ZW-uitkering van werkneemster terecht per
17 maart 2021 beoordeeld. Dit is dan ook de datum in geding.
9. Bij de medische beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
10. Eiseres voert aan dat het Uwv de medische beperkingen van werkneemster heeft overschat. Daarbij wijst zij op een advertentie die werkneemster op 18 mei 2021 online heeft geplaatst waaruit blijkt dat zij op zoek is naar een schoonmaakadres. Volgen eiseres blijkt hieruit dat werkneemster in staat was en is om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 19 augustus 2021 gerapporteerd dat werkneemster enkele dagen voor de datum in geding, te weten op 8 maart 2021, een operatie heeft ondergaan. Dit rechtvaardigt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep om werkneemster op de datum in geding niet belastbaar te achten voor werk, ook gelet op de herstelfase na de operatie die substantieel van duur is geweest.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom er in bezwaar een medische reden was om af te wijken van het primaire oordeel. De reden om werkneemster per de datum in geding niet belastbaar te achten was gelegen in de substantiële herstelduur na een operatie kort voor de datum in geding. De advertentie die werkneemster op 18 mei 2021 heeft geplaatst heeft geen betrekking op de datum in geding. Bovendien kan uit die advertentie niet worden afgeleid dat werkneemster op de datum in geding in staat was om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen.
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen van werkneemster, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht waardoor aan de beoordeling van de verzekeringsarts moet worden getwijfeld.
13. Eiseres heeft op de zitting verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld een contra-expertise over te leggen, in het geval de rechtbank uitgaat van 17 maart 2021 als de datum in geding. De rechtbank wijst dit verzoek af. In het feit dat eiseres zonder succes de door verweerder gehanteerde beoordelingsdatum (de datum in geding) heeft aangevochten ziet de rechtbank geen aanleiding eiseres in de gelegenheid te stellen (alsnog) een medische contra-expertise over te leggen. Niet valt in te zien dat eiseres een dergelijke expertise niet eerder (in de beroepsfase) had kunnen inbrengen.
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het Uwv terecht heeft beslist dat werkneemster vanaf 17 maart 2021 doorlopend recht heeft op een ZW-uitkering laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Griffierecht en proceskostenveroordeling
15. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Het gaat hier om een forfaitair bedrag, zodat de daadwerkelijk gemaakte kosten niet van belang zijn. Het verzoek van eiseres op de zitting om een vergoeding van de daadwerkelijke gemaakte kosten wijst de rechtbank af. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die toepassing van artikel 2, derde lid, van het Bpb (de hardheidsclausule) rechtvaardigen.
16. Derde-partij heeft verzocht eiseres te veroordelen in haar proceskosten. Derde-partij heeft niet nader toegelicht waarom grond bestaat voor een dergelijke veroordeling. Daarom wijst de rechtbank dit verzoek af.