ECLI:NL:RBMNE:2022:4181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
UTR_22_1661
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die in het verleden als glaszetter heeft gewerkt, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn WIA-aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had zich ziekgemeld na een bedrijfsongeval en ontving in 2010 een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2017 werd hij minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 1 juni 2017. Eiser diende op 6 maart 2021 een nieuwe WIA-aanvraag in, die door het UWV op 16 juni 2021 werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 2 maart 2022. Eiser stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat hij niet fysiek was onderzocht door een verzekeringsarts.

De rechtbank heeft de zaak op 29 augustus 2022 behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden dossierstudie verricht en eiser telefonisch gesproken. De rechtbank volgde de uitleg van het UWV dat er geen aanleiding was om aanvullende beperkingen aan te nemen, zoals voor samenwerken of het werken met gevaarlijke machines. Eiser had niet met medische gegevens onderbouwd dat er extra beperkingen moesten worden aangenomen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het UWV terecht de WIA-aanvraag van eiser had afgewezen. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1661

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1.1.
Eiser heeft in het verleden gewerkt als glaszetter. Hij heeft zich met ingang van
12 maart 2008 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten na een bedrijfsongeval. Per einde wachttijd is hem in 2010 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Bij een herbeoordeling in 2017 heeft verweerder eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. De WIA-uitkering van eiser is per
1 juni 2017 beëindigd.
1.2.
Eiser heeft op 6 maart 2021 een WIA-uitkering aangevraagd met een verkorte
wachttijd per 31 mei 2021. De primaire arts heeft op 28 mei 2021 een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt waarin de verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek van eiser zijn opgenomen. De primaire arbeidsdeskundige heeft eiser op grond van deze FML 29,66% arbeidsongeschikt geacht. Bij besluit van 16 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de WIA-aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en daarbij een huisartsenjournaal overgelegd.
1.3.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep J.H. van Mourik heeft in het rapport van
25 februari 2022 geconcludeerd dat eiser per 31 mei 2021 belastbaar is conform de FML van 28 mei 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in bezwaar geen aanleiding gezien om af te wijken van de functies die de primaire arbeidsdeskundige heeft geduid en heeft eiser ook 29,66% arbeidsongeschikt geacht. Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard omdat eiser per 31 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Zorgvuldigheid
2. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat hij in de primaire fase en in de bezwaarfase niet op een fysiek spreekuurcontact is gezien door een (geregistreerde) verzekeringsarts.
3. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich brengt dat in een situatie als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
4. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. Zowel de primaire arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben dossierstudie verricht en eiser telefonisch gesproken. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik heeft in bezwaar het huisartsenjournaal vanaf 1992 tot en met
4 oktober 2021 uitgebreid bij het onderzoek betrokken [2] . Verder heeft Van Mourik eiser tijdens de telefonische hoorzitting gesproken over zijn medische situatie en hierover uitgebreid gerapporteerd [3] . Verzekeringsarts bezwaar en beroep A. van den Broeke-Spieker heeft in beroep gewezen op informatie van de orthopedisch chirurg van 2017 waaruit blijkt dat eiser destijds ook klachten presenteerde aan de voet en knieklachten rechts. Bij het primaire onderzoek op 3 mei 2021 heeft eiser uitgebreid klachten aan de onderste extremiteiten, rug en psychische klachten vermeld. Dat heeft eiser ook bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik gedaan. Eiser voert aan per 31 mei 2021 toegenomen beperkingen te hebben maar er zijn geen medisch objectiveerbare feiten die dit ondersteunen. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep Van den Broeke-Spieker zou lichamelijk onderzoek niet hebben bijgedragen aan de medische beoordeling, gelet op de uitgebreide informatie die in het dossier al aanwezig is waaronder het uitgebreide huisartsenjournaal.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde zou hebben gehad. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen informatie hebben gemist en/of dat zij niet alle beschikbare informatie hebben meegewogen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
5. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Samenwerken
6. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid heeft onderschat. Volgens eiser heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik ten onrechte geen beperking aangenomen op het item samenwerken. Vanwege zijn stemmingsproblematiek die gepaard gaat met problemen in de emotieregulatie- en conflicthantering moet elk contact worden vermeden, ook in teamverband, aldus eiser.
7. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn uitleg dat er geen aanleiding is om een beperking op het item samenwerken aan te nemen. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat deze grond moet worden beoordeeld in het kader van de psychische belastbaarheid. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik heeft eiser in de rubriek persoonlijk functioneren beperkt geacht op: hanteren van emotionele problemen van anderen, uiten van eigen gevoelens, omgaan met conflicten, intensieve klantencontacten, contacten met patiënten en hulpbehoevenden, leidinggevende aspecten en dragen van (grote) eindverantwoordelijkheid. Eiser heeft niet met medische gegevens geobjectiveerd waarom naast genoemde beperkingen ook een beperking voor samenwerken moet worden aangenomen in verband met zijn stemmingsproblematiek.
Persoonlijk risico: het werken met gevaarlijke machines/voorwerpen
8. Eiser voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor het werken met gevaarlijke machines en/of voorwerpen (persoonlijk risico). Eiser kan door zijn verstandelijke beperking niet goed gevaar inschatten en is minder alert door gebruik van pijnmedicatie waardoor hij versuft raakt.
9. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Van den Broeke-Spieker heeft in het rapport van
5 augustus 2022 gerapporteerd dat het IQ van eiser een gegeven is dat al aanwezig was toen eiser in het verleden als glaszetter werkte. Verweerder heeft op de zitting toegelicht in de verstandelijke beperking van eiser daarom geen reden te zien voor een aanvullende beperking op persoonlijk risico. De rechtbank kan dit volgen.
10. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik heeft in bezwaar een uitgebreide anamnese van eiser afgenomen waarbij het gebruik van pijnmedicatie (ibuprofen en paracetamol) aan de orde is gekomen. Van Mourik heeft deze anamnese bij de beoordeling in bezwaar betrokken en heeft in het medicatiegebruik geen aanleiding gezien om extra beperkingen op persoonlijk risico aan te nemen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Eiser heeft ook niet met medische gegevens onderbouwd dat hij in verband met medicatiegebruik beperkt moet worden geacht voor het werken met gevaarlijke machines en/of voorwerpen.
Urenbeperking
11. Ten slotte voert eiser aan dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Eiser stelt dat het onder meer gaat om een urenbeperking energetische gronden. Verder voert eiser aan dat er op preventieve gronden een urenbeperking moet worden aangenomen om overprikkeling te voorkomen.
12. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik heeft in het belang van een goede nachtrust, structuur en regelmaat, als beperkingen aangenomen dat eiser niet ’s nachts werkt en geen wisselende werktijden heeft. De rechtbank is het met verweerder eens dat er geen aanleiding is om op energetische of preventieve gronden een verdergaande urenbeperking aan te nemen, omdat eiser dit niet met medische informatie heeft onderbouwd.
Conclusie medische beoordeling
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onjuist is verricht. Verzekeringsartsen bezwaar en beroep Van Mourik en Van den Broeke-Spieker hebben voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding is om (aanvullende) beperkingen aan te nemen ten aanzien van samenwerken, werken met gevaarlijke machines/voorwerpen en werktijden. Dat eiser het niet eens is met de medische beoordeling, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat deze beoordeling onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend zijn. Eiser heeft niet met medische informatie onderbouwd dat er (extra) beperkingen moeten worden aangenomen op de door eiser genoemde items in de FML.
De beroepsgronden die zien op de medische beoordeling slagen dus niet.

Eindconclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering per 31 mei 2021 heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie bladzijde 3 en 4 van het rapport van Van Mourik van 25 februari 2022.
3.Zie bladzijde 4, 5 en 6 van dit rapport.