ECLI:NL:RBMNE:2022:421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
532952 / HA RK 22-1
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens uitstel van zitting

In deze wrakingszaak heeft verzoekster een verzoek ingediend tegen mr. L.P. de Haas, de behandelend rechter in een eerdere zaak. Verzoekster vroeg op de zitting van 3 januari 2022 om uitstel, maar de rechter gaf hier geen direct antwoord op en vroeg verzoekster om met haar advocaat te overleggen. Verzoekster voelde zich gedwongen en heeft de rechter gewraakt, met de intentie om uitstel te verkrijgen om een onafhankelijke psychiater te raadplegen. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de wens van verzoekster om uitstel geen gegronde reden voor wraking vormt. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en oordeelde dat de rechter niet partijdig was. Bovendien werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in dezelfde zaak niet in behandeling zal worden genomen, om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 532952 / HA RK 22-1
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
4 februari 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
verder te noemen verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 3 januari 2022 met daaraan gehecht de aantekeningen van de zitting met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoekster gericht tegen
mr. L.P. de Haas;
- de schriftelijke reactie van mr. L.P. de Haas van 6 januari 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 21 januari 2022 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoekster verschenen. De rechter is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. L.P. de Haas als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met zaaknummer C/16/532030 / FZ RK 21-665. In die zaak is op de zitting van 3 januari 2022 het verzoek van de officier van justitie tot het afgeven van een verplichte zorgmachtiging besproken.
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar wrakingsverzoek.
Op de zitting van 3 januari 2022 heeft verzoekster de rechter gevraagd om uitstel, maar de rechter wilde niet direct antwoord geven op haar vraag. De rechter wilde dat zij met haar advocaat op de gang ging bespreken of zij alsnog met de psychiater, de heer [A] , wilde praten. De rechter dwong verzoekster iets te doen wat zij niet wilde. Verzoekster wil gehoord worden. Zij wil alleen in gesprek met een door haar zelf gekozen onafhankelijke psychiater en van die psychiater een second opinion inbrengen. De rechter wilde haar deze mogelijkheid niet geven. Nadat zij de rechter heeft gewraakt, heeft zij de tijd gehad om dit te regelen.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het volgende standpunt. De rechter heeft zich een goed beeld willen vormen van de omstandigheden en de psychische gesteldheid van verzoekster, omdat de onafhankelijke psychiater, de heer [A] , een medische verklaring heeft opgesteld zonder contact te hebben gehad met verzoekster. Dit werd bemoeilijkt, omdat verzoekster telkens probeerde het gesprek over te nemen. De advocaat van verzoekster heeft meest subsidiair gevraagd om de zaak aan te houden. In dat kader heeft de rechter aan verzoekster gevraagd of zij alsnog met de psychiater in gesprek wilde gaan. Zij heeft verzoekster de gelegenheid gegeven om met haar advocaat te overleggen. Verzoekster wilde van de rechter eerst een antwoord op de vraag of zij de zaak zou aanhouden, maar daar kon de rechter op dat moment geen antwoord op geven. De rechter wilde weten of er bij verzoekster ruimte was om toch nog met de onafhankelijke psychiater in gesprek te gaan, omdat zij het belangrijk vond om de beslissing te baseren op een recente diagnose en waarnemingen, die gestoeld zijn op persoonlijk contact tussen psychiater en betrokkene en niet enkel op basis van stukken. Verzoekster heeft op geen enkele wijze onderbouwd op grond van welke feiten of omstandigheden de rechter partijdig zou zijn.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer begrijpt uit de toelichting van verzoekster op haar wrakingsverzoek dat zij de rechter heeft gewraakt, omdat de rechter niet direct antwoord wilde geven op haar vraag of zij de zaak wilde aanhouden. De rechter heeft tegen verzoekster gezegd dat zij eerst wilde weten of verzoekster met een psychiater in gesprek wilde gaan en heeft haar de gelegenheid geboden met haar advocaat te overleggen, maar verzoekster heeft de vraag van de rechter niet willen beantwoorden. De rechter kon daardoor (nog) geen beslissing op het uitstelverzoek nemen. Het is de wrakingskamer duidelijk geworden dat verzoekster de rechter vervolgens heeft gewraakt louter en alleen om uitstel te verkrijgen zodat zijzelf een psychiater zou kunnen inschakelen. De wens van verzoekster om uitstel te bewerkstelligen kan echter geen grond voor wraking van de rechter zijn. De wrakingskamer zal verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
3.4.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoekster, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer C/16/5322030 / FZ RK 21-665, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat het voldoende aannemelijk is dat verzoekster mogelijk opnieuw (een) wrakingsverzoek(en) in zal dienen, omdat zij het wrakingsmiddel gebruikt om de procedure te rekken. In het belang van de voortgang van de procedure moet voorkomen worden dat verzoekster door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, betrokken partijen, aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer C/16/532030 / FZ RK 21-665 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer C/16/532030 / FZ RK 21-665 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mr. A. van Dijk en mr. H.J. Bos, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.