In deze zaak heeft eiser, geboren met een uitgebreide neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) op 26 mei 2021. De aanvraag werd op 6 augustus 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor zorg. Eiser maakte bezwaar, maar het CIZ handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 12 april 2022. Eiser ging hiertegen in beroep, waarbij hij aanvullende medische informatie aanleverde.
De rechtbank heeft op 24 augustus 2022 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het CIZ voldoende had gemotiveerd waarom eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor 24 uur per dag zorg. De rechtbank baseerde zich op medische adviezen die stelden dat eiser nog ontwikkelmogelijkheden had en dat er geen bewijs was dat hij op dat moment 24 uur per dag zorg nodig had. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de zorgaanvraag terecht was, en dat eiser mogelijk in aanmerking kon komen voor zorg onder een andere wet, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar uitgesproken op 16 september 2022.