ECLI:NL:RBMNE:2022:4265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/2007
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over bijverdiengrens studiefinanciering en stagevergoeding voor mbo-student

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een mbo-student en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser, die in 2018 een mbo-opleiding volgde en studiefinanciering ontving, had een stagevergoeding ontvangen en daarnaast bijverdiensten. De minister stelde vast dat eiser de bijverdiengrens had overschreden en eiste een terugbetaling van € 2.286,-. Eiser was van mening dat de stagevergoeding niet meegeteld had moeten worden bij het toetsingsinkomen, omdat hij vond dat een stagevergoeding meer als kostenvergoeding moet worden gezien en niet als loon. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht de stagevergoeding had meegerekend bij het vaststellen van het toetsingsinkomen. De rechtbank verwees naar de Wet Studiefinanciering 2000, waarin staat dat het toetsingsinkomen het belastbaar loon is, en dat de minister niet van deze regels mag afwijken. Eiser voerde ook aan dat er sprake was van ongelijke behandeling tussen mbo-studenten en hbo- en wo-studenten, maar de rechtbank kon hier niet op ingaan, aangezien dit niet relevant was voor de zaak. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de minister terecht had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2007

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs(verweerder)
(gemachtigde: mr. E.H.A. van den Berg).

Inleiding

1. Eiser volgde in 2018 een mbo-opleiding en ontving een studiefinanciering. Naast zijn opleiding werkte hij nog en ook heeft hij in dat jaar stage gelopen.
2. Op 28 maart 2022 heeft verweerder (hierna de minister) bepaald dat eiser in het jaar 2018 te veel heeft bijverdiend, en dat hij daarom een bedrag van € 2.286,- moet terugbetalen. Eiser heeft namelijk € 16.742,- verdiend, terwijl je als mbo-student in het jaar 2018 maximaal € 14.456,- mocht verdienen (de zogenaamde bijverdiengrens).
3. Met het bestreden besluit van 4 april 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
4. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Stagevergoeding
5. Eiser vindt dat hij de bijverdiengrens niet heeft overschreden. De minister heeft ten onrechte zijn stagevergoeding meegenomen in het toetsingsinkomen. Een stagiair wordt geacht in fictieve dienstbetrekking te staan en is geen echte werknemer. Dit volgt uit de Wet op de Loonbelasting en uit de omstandigheid dat een stagiair niet verzekeringsplichtig is voor de werkloosheidswet en arbeidsongeschiktheid. Daarbij komt dat een stagevergoeding meer als kostenvergoeding moet worden gezien en niet als loon. Een stagebedrijf is namelijk niet verplicht om een vergoeding te geven, en de vergoeding die eiser heeft gekregen ligt ook onder het minimumloon.
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser de bijverdiengrens heeft overschreden. Zij overweegt hiertoe als volgt.
7. In de Wet Studiefinanciering 2000 (Wet Studiefinanciering) staat dat indien een mbo-student in een kalenderjaar meerinkomen heeft, dit leidt tot een vordering van de minister op de student. Meerinkomen is het toetsingsinkomen, verminderd met een vrije voet (in 2018 was dit € 14.456,-). [1] Toetsingsinkomen is het inkomen zoals bedoeld in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, kort gezegd het belastbaar loon. [2] In de Wet Studiefinanciering staan verder nog een aantal inkomensbestanddelen genoemd die wel tot het belastbaar inkomen worden gerekend, maar niet meetellen voor de berekening van het meerinkomen. Een stagevergoeding staat hier niet bij. [3] De minister mag volgens de Wet Studiefinanciering niet van de regels over het toetsingsinkomen afwijken. [4]
8. Uit het voorgaande volgt dat bij het vaststellen van het toetsingsinkomen, het belastbaar loon bepalend is. Dit loon wordt vastgesteld door de Belastingdienst. De minister mag van de hoogte hiervan uit gaan. De minister hoeft daarom niet te onderzoeken of het terecht is dat de stagevergoeding van eiser is meegeteld. Dit is iets dat eiser bij de Belastingdienst naar voren zal moeten brengen. [5] De minister heeft dus terecht de stagevergoeding meegerekend bij de bepaling van het meerinkomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ongelijke behandeling tussen de vormen van onderwijs
9. Eiser voert daarnaast aan dat er sprake is van een ongelijke behandeling tussen de vormen van het onderwijs. De overheid heeft maatregelen aangekondigd om de studieschuld of studielast van hbo- en wo-studenten te verlichten, en wellicht studieschuld kwijt te schelden. Maar voor mbo-studenten is niets geregeld, terwijl zij ook een studielening hebben.
10. De rechtbank kan zich voorstellen dat het onrechtvaardig voor eiser voelt als hij geen extra steun zou krijgen van de overheid, terwijl hbo- en wo-studenten dat wel zouden krijgen. Dit is echter niet een onderwerp dat in deze zaak naar voren kan komen. Deze zaak gaat namelijk over het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de vaststelling van een vordering wegens overschrijden van de bijverdiengrens. Dat staat los van de vraag of eiser recht zou hebben op kwijtschelding van zijn studielening. Bovendien staat niet vast dat de overheid inderdaad hbo- en wo-studenten (financieel) gaat ondersteunen en mbo-studenten niet. Er is namelijk alleen nog sprake van een wetsvoorstel. Het zou kunnen dat dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen of dat het er anders uit gaat zien. Daarom kan de rechtbank hier op dit moment niets over zeggen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. De minister heeft terecht gesteld dat het toetsingsinkomen van eiser in 2018 de bijverdiengrens overschrijdt, en dat eiser daarom het bedrag van
€ 2.286,- aan de minister moet betalen.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.17, eerste lid, van de Wet Studiefinanciering.
2.Artikel 1 van de Wet Studiefinanciering en artikel 8, eerste en tweede lid, van de Awir.
3.Artikel 3.17, derde en vierde lid, van de Wet Studiefinanciering.
4.Artikel 11.5, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet Studiefinanciering.
5.Zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 22 februari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2129).