ECLI:NL:RBMNE:2022:4342
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bijstandsuitkering en toepassing van de kostendelersnorm in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft eiseres op 17 september 2021 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). Het primaire besluit van 8 december 2021 kende haar een bijstandsuitkering toe van netto € 770,50 per maand. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, waarna verweerder op 22 februari 2022 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 oktober 2022 heeft eiseres zich afgemeld, terwijl de gemachtigden van verweerder wel aanwezig waren. De rechtbank heeft direct na de zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd verleend. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar hoofdverblijf had op het adres van haar stiefvader, waar zij haar woonlasten kon delen, en dat de kostendelersnorm van toepassing was. Eiseres had weliswaar een vermogen van € 2604,-, maar dit belette niet de verlening van bijstand. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht de bijstandsnorm had vastgesteld op netto € 770,50 per maand.
Eiseres voerde aan dat zij tijdelijk bij haar stiefvader verbleef en dat haar hoofdverblijf op een ander adres was. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van eiseres tijdens een eerder gesprek voldoende bewijs boden dat zij op het adres van haar stiefvader woonde. De rechtbank verwierp ook het beroep van eiseres op artikel 18 van de Pw, omdat er geen zeer bijzondere situatie was die individuele afstemming rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen gelijk kreeg en dat zij geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier A. Vranken.