ECLI:NL:RBMNE:2022:4426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
22/2280
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die als medewerker reparatie werkte, zich op 1 oktober 2019 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Na twee jaar ZW-uitkering heeft zij op 28 september 2021 een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het Uwv is geweigerd op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 25 oktober 2022 behandeld. Eiseres betwistte de medische beoordeling van het Uwv en stelde dat haar beperkingen niet correct waren ingeschat. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zich mocht baseren op het rapport van de verzekeringsarts, mits dit zorgvuldig en begrijpelijk was. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de aanpassingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts bezwaar en beroep adequaat waren.

De rechtbank oordeelde dat de door eiseres ingebrachte medische informatie niet voldoende was om de FML te weerleggen. De rechtbank vond dat het Uwv de geselecteerde functies voor eiseres, ondanks enkele overschrijdingen van haar beperkingen, terecht als geschikt had beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de weigering van de WIA-uitkering, maar bepaalde wel dat het Uwv het griffierecht aan eiseres moest vergoeden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen proceskosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2820

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

Eiseres is werkzaam geweest als medewerker reparatie voor 25,69 uur per week bij [bedrijf] . Op 1 oktober 2019 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Nadat eiseres twee jaar een ZW [1] -uitkering heeft gekregen vraagt zij per einde wachttijd – in dit geval 28 september 2021 – een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wia).
Het Uwv heeft de WIA-uitkering geweigerd in het primaire besluit van 29 oktober 2021. Volgens het Uwv is eiseres minder dan 35 % arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. Eiseres is het niet eens met het primaire besluit en heeft bezwaar ingediend.
Met het bestreden besluit van 28 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het primaire besluit blijft in stand en daarmee wordt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres door het Uwv vastgesteld op 18,03 %.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld omdat zij vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet op een juiste manier is vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het Uwv van 1 februari 2022 op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het Uwv. Ook is de broer van eiseres verschenen die haar op de zitting heeft bijgestaan.

Beoordeling door de rechtbank

De medische grondslag
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv een besluit over iemands arbeidsongeschiktheid baseert op een medische beoordeling van een verzekeringsarts. Het Uwv mag uitgaan van het rapport van de verzekeringsarts, maar het rapport moet wel zorgvuldig zijn gemaakt. Het rapport moet ook begrijpelijk zijn en geen tegenstrijdigheden bevatten. Als eiseres het niet eens is met het medische oordeel van de verzekeringsarts van verweerder, heeft zij een rapport of een ander medisch document nodig van een arts om aannemelijk te kunnen maken dat de beoordeling van de verzekeringsarts van verweerder onjuist is. Alleen de door eiseres zelf ervaren klachten is onvoldoende voor het oordeel dat de beoordeling door de verzekeringsartsen onjuist is.
Eiser voert aan dat de medische beoordeling van het Uwv niet juist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Volgens eiseres is zij op meerdere onderdelen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) beperkter dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres gezien op een fysiek spreekuur en heeft eiseres tijdens dat spreekuur medisch onderzocht. Eiseres vindt dat het spreekuurcontact aan de korte kant was en dat het beter was geweest als zij een loop- of fietstest had ondergaan. Het is de specialiteit van een verzekeringsarts om een betrokkene tijdens dat spreekuurcontact te onderzoeken en vast te stellen wat de beperkingen zijn van eiseres. Het is vervolgens aan de verzekeringsarts om te bepalen welke onderzoeken in dat kader nodig zijn. Hoe lang een spreekuurcontact duurt, hoeft niets te zeggen over de zorgvuldigheid van het uitgevoerde medische onderzoek. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in bezwaar de FML op twee punten aangepast in vergelijking met de verzekeringsarts. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de verminderde mentale flexibiliteit/adaptievermogen en de klachten die eiseres als stress en spanning ervaart bij onverwachte en ongestructureerde situaties. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de longproblemen, gewichtsklachten en vermoeidheids- en pijnklachten van eiseres.
De medische informatie die door eiseres is ingebracht geeft geen reden om te oordelen dat de FML niet in stand kan blijven. De rechtbank moet in deze procedure beoordelen of het Uwv de vaststelling van de medische situatie van eiseres op 28 september 2021 (de datum in geding) voldoende heeft gemotiveerd. De medische informatie die door eiseres is ingebracht ziet op verschillende momenten van ruim voor de datum in geding. Daarnaast blijkt uit de medische informatie van eiseres niet waarom het medische onderzoeksrapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de FML onjuist zijn. Dat betekent dat het Uwv zich mocht baseren op het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De arbeidskundige grondslag
Eiseres vindt dat zij de geselecteerde functies niet kan uitvoeren omdat deze functies ongeschikt zijn gelet op haar beperkingen.
De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft een aantal functies voor eiseres geselecteerd. Het gaat om de functies van Wikkelaar (267051), Inpakker (handmatig) (111190) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (267071). Bij de functies Wikkelaar en Inpakker (handmatig) heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep gesignaleerd dat bij deze functies een overschrijding is van de beperking van eiseres op onderdeel 1.8.3. (storingen en onderbrekingen in het werk) van de FML. De arbeidskundige vindt beide functies toch geschikt voor eiseres en verwijst hiervoor naar een toelichting. De toelichting waar de arbeidskundige bezwaar en beroep naar verwijst is echter pas in beroep door het Uwv overgelegd. Dat levert een gebrek in de besluitvorming op omdat de toelichting al tijdens het bestreden besluit bekend had moeten zijn.
De rechtbank passeert dit gebrek via artikel 6:22, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat de rechtbank vindt dat eiseres niet in haar belangen is geschaad met de pas in beroep gegeven toelichting. De toelichting die door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in beroep is gegeven is naar het oordeel van de rechtbank goed te volgen.

Conclusie

9. Het beroep ongegrond is en het bestreden besluit blijft in stand. Het Uwv heeft terecht de WIA-uitkering geweigerd omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
10. Omdat de rechter met gebruik van artikel 6:22 van de Awb een gebrek in de besluitvorming herstelt, moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Ziektewet