ECLI:NL:RBMNE:2022:4484

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
UTR 21/3937
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring door Uwv

In deze zaak heeft eiser op 22 september 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 augustus 2021, waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat de brief van 9 juli 2021, die eiser had ontvangen, een betalingsherinnering was en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zitting vond plaats op 24 augustus 2022, waar eiser aanwezig was, maar niet in staat om zijn situatie toe te lichten vanwege persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat eiser zijn beroep te laat heeft ingediend, maar geeft hem het voordeel van de twijfel vanwege zijn ernstige dyslexie en de ziekte van zijn vrouw, die normaal gesproken de correspondentie verzorgde. De rechtbank benadrukt dat alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb. De betalingsherinnering van 9 juli 2021 veranderde juridisch niets voor eiser en was daarom geen besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar oordeelt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, waardoor het beroepschrift inhoudelijk wordt behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3937

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

24 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Procesverloop

Eiser heeft op 22 september 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv van
2 augustus 2021. In dat besluit heeft het Uwv het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 9 juli 2021 een herinnering tot betaling is waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt omdat dit geen besluit is.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2022. Eiser is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
In deze zaak speelt alleen de vraag of het Uwv eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar. De rechtbank mag geen oordeel geven over de inhoud van zijn bezwaar.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser zijn beroep te laat heeft ingediend. Eiser heeft toegelicht dat hij een ernstige vorm van dyslexie heeft en dat zijn vrouw daarom de correspondentie met de rechtbank verzorgde. Zij werd echter ziek tijdens haar zwangerschap waardoor zij niet tijdig het beroepschrift kon indienen. Volgens eiser kon hij ook niemand in zijn omgeving hiervoor vragen. Hoewel normaal gesproken van iemand verwacht mag worden dat hij een derde inschakelt in zo’n situatie, geeft de rechtbank eiser nu het voordeel van de twijfel. Hierbij speelt ook mee dat eiser tegen zijn wens helaas niet bij de zitting aanwezig kon zijn om zijn situatie toe te lichten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit betekent dat het beroepschrift inhoudelijk zal worden behandeld.
3. De rechtbank overweegt dat alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, waarin een publiekrechtelijke rechtshandeling is opgenomen. [1] Dit betekent dat de handeling op rechtsgevolg moet zijn gericht. Een rechtsgevolg is het gevolg dat het recht verbindt aan een bepaald feit. In deze zaak heeft eiser verschillende premienota’s ontvangen. Dit zijn besluiten waar eiser tegen op kan komen. De betalingsherinnering van 9 juli 2021 is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb, omdat het deze brief er juridisch niets veranderde voor eiser. In de brief wordt slechts een overzicht gegeven van de bedragen die nog openstonden volgens het Uwv. Het bezwaar tegen de brief van 9 juli 2021 heeft het Uwv daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 augustus 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Dit is opgenomen in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.