In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toekenning van een Wajong-uitkering aan eiser. Eiser had eerder een tussenuitspraak ontvangen op 24 juni 2022, waarin de rechtbank het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de gelegenheid bood om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv had echter niet voldaan aan deze opdracht en had onvoldoende onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv geen uitvoering had gegeven aan de eerdere opdracht en dat de gebreken niet waren hersteld. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser duurzaam was, wat hem recht gaf op een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat eiser met terugwerkende kracht vanaf 10 september 2020 recht heeft op de Wajong-uitkering. Daarnaast heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.979,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.