ECLI:NL:RBMNE:2022:4486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
UTR 21/4928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong-uitkering en duurzaamheidsvraag in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toekenning van een Wajong-uitkering aan eiser. Eiser had eerder een tussenuitspraak ontvangen op 24 juni 2022, waarin de rechtbank het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de gelegenheid bood om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv had echter niet voldaan aan deze opdracht en had onvoldoende onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv geen uitvoering had gegeven aan de eerdere opdracht en dat de gebreken niet waren hersteld. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser duurzaam was, wat hem recht gaf op een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat eiser met terugwerkende kracht vanaf 10 september 2020 recht heeft op de Wajong-uitkering. Daarnaast heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.979,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: J. de Haan).

Inleiding

1. Op 24 juni 2022 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit van
29 oktober 2021 te herstellen.
3. Het Uwv heeft bij brief van 20 juli 2022 op de tussenuitspraak gereageerd. Eiser heeft hierop bij brief van 23 september 2022, toegezonden per e-mail van 27 september 2022, een schriftelijke zienswijze gegeven.
4. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

De tussenuitspraak

5. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het Uwv heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe basale werknemersvaardigheden bij eiser zich in de toekomst nog kunnen ontwikkelen, zodat hij afspraken en verplichtingen kan nakomen. Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen en de overwegingen van de rechtbank wordt verwezen naar de tussenuitspraak.

Het eindoordeel van de rechtbank

6. In de aanvullende reactie op de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegedeeld dat niet tegemoet kan worden gekomen aan het verlangen van de rechtbank vast te stellen over welke vaardigheden en mogelijkheden eiser in de toekomst gaat beschikken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in zijn reactie dat een vaststelling in de toekomst niet mogelijk is en alleen een gemotiveerde verwachting kan worden uitgesproken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep verlangt de rechtbank meer dan de motiveringen over de prognose in de primaire fase en de bezwaarfase. De gemachtigde van het Uwv heeft tijdens de zitting op 10 mei 2022 dit standpunt onderschreven en aangegeven dat in zijn algemeenheid bij een bepaald ziektebeeld voldoende wordt geacht dat verbetering niet wordt uitgesloten.
7. Eiser stelt in zijn zienswijze dat het Uwv de gebreken niet heeft hersteld en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn eerder ingenomen standpunt heeft herhaald. Het Uwv heeft niet concreet aangegeven welke behandelingen er nog mogelijk zouden zijn en welke concrete verbeteringen bij eiser nog verwacht kunnen worden.
8. De rechtbank concludeert dat het Uwv geen uitvoering heeft gegeven aan de opdracht in de tussenuitspraak. De aanvullende reactie (van de verzekeringsarts bezwaar en beroep) van het Uwv bevat geen op de persoon van eiser toegespitste motivering over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiser nog kunnen ontwikkelen. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om opnieuw een bestuurlijke lus toe te passen of om het Uwv op te dragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Nu het Uwv zijn standpunt, dat het arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam ontbreekt, ook desgevraagd niet heeft kunnen onderbouwen, gaat de rechtbank er vanuit dat het ontbreken van arbeidsvermogen in het geval van eiser duurzaam is te achten. Daarmee voldoet eiser aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong. Dit betekent dat eiser recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. De rechtbank zal bepalen dat eiser met ingang van de datum van de aanvraag,10 september 2020, recht heeft op een Wajong-uitkering.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.979,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-,
1. punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat eiser per 10 september 2020 recht heeft op een Wajong-uitkering en bepaalt dat
deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.979,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.