Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler)
de korpschef van politie, de korpschef
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Wijze van inzage
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 23 juni 2022, waarin deze reageert op verzoeken van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens in de politieregisters. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de korpschef. De rechtbank concludeert dat de korpschef de inzagetijd van eiser op een redelijke manier heeft beperkt, door hem slechts een dagdeel te geven om de documenten in te zien. Dit oordeel is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat het voorkomen van misbruik van politiegegevens een legitieme reden is voor de werkwijze van de korpschef. Eiser's argumenten dat de rechtbank van deze rechtspraak moet afwijken, worden verworpen, omdat de rechtbank van mening is dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de inzageprocedure afdoende is ingericht.
De rechtbank oordeelt verder dat de korpschef niet ten onrechte passages heeft gelakt in de documenten die eiser mag inzien. Het besluit van 23 juni 2022 gaat hier niet over, en eiser heeft tegen eerdere besluiten waarin passages zijn gelakt geen beroep ingesteld. De rechtbank benadrukt dat eiser op het moment van inzage kan aangeven welke gegevens zijn gelakt en waarom, en dat hij dan rechtsmiddelen kan instellen als hij het daar niet mee eens is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de korpschef de wijze van inzage niet hoeft te wijzigen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten.