ECLI:NL:RBMNE:2022:4592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/3587
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoeken om inzage in persoonsgegevens in politieregisters en de werkwijze van de korpschef

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 23 juni 2022, waarin deze reageert op verzoeken van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens in de politieregisters. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de korpschef. De rechtbank concludeert dat de korpschef de inzagetijd van eiser op een redelijke manier heeft beperkt, door hem slechts een dagdeel te geven om de documenten in te zien. Dit oordeel is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat het voorkomen van misbruik van politiegegevens een legitieme reden is voor de werkwijze van de korpschef. Eiser's argumenten dat de rechtbank van deze rechtspraak moet afwijken, worden verworpen, omdat de rechtbank van mening is dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de inzageprocedure afdoende is ingericht.

De rechtbank oordeelt verder dat de korpschef niet ten onrechte passages heeft gelakt in de documenten die eiser mag inzien. Het besluit van 23 juni 2022 gaat hier niet over, en eiser heeft tegen eerdere besluiten waarin passages zijn gelakt geen beroep ingesteld. De rechtbank benadrukt dat eiser op het moment van inzage kan aangeven welke gegevens zijn gelakt en waarom, en dat hij dan rechtsmiddelen kan instellen als hij het daar niet mee eens is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de korpschef de wijze van inzage niet hoeft te wijzigen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler)

en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. S. Maas).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 23 juni 2022. Hierin heeft de korpschef gereageerd op verzoeken van eiser om inzage van zijn persoonsgegevens in de politieregisters.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de korpschef.

Beoordeling door de rechtbank

Bij brieven van 29 mei 2022, 8 juni 2022 en 19 juni 2022 heeft eiser verschillende verzoeken gedaan op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) aan de korpschef om inzage in zijn persoonsgegevens. In het besluit van 23 juni 2022 heeft de korpschef deze verzoeken ingewilligd. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld om zijn persoonsgegevens (gedeeltelijk opnieuw) in te zien.
Wijze van inzage
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef, omdat hij het niet eens is met de wijze waarop de korpschef hem inzage verleent. Eiser is van mening dat de korpschef niet op de juiste wijze inzage geeft en deze frustreert. De korpschef moet hem meer tijd geven en hem toestaan om de stukken letterlijk over te schrijven. Ook vindt hij dat de korpschef hem inzage moet geven in de volledige tekst, vooral van de in de processen-verbaal opgenomen meldingen. Eiser vindt het overigens geen probleem dat de namen van derden gelakt blijven.
Los van de vraag of er hier sprake is van een besluit, vindt de rechtbank dat de wijze waarop de korpschef de inzageprocedure inricht afdoende is. Dat betekent in de eerste plaats dat de korpschef mag bepalen dat eiser de politiegegevens niet mag overschrijven, maar alleen aantekeningen mag maken. De rechtbank begrijpt dat eiser de politiegegevens wil kunnen overschrijven zodat hij een gedetailleerd verzoek om wijziging van zijn gegevens kan doen, maar dit zou er in feite op neerkomen dat eiser over een kopie van die gegevens komt te beschikken, terwijl de korpschef er juist voor heeft gekozen om geen afschriften van de politiegegevens te verstrekken. De korpschef mag die keuze ook maken, want uit de wetgeschiedenis bij artikel 25 van de Wpg volgt dat het aan de korpschef is om te bepalen of de politiegegevens schriftelijk of mondeling worden verstrekt. [1] Daarom heeft de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser alleen aantekeningen mag maken.
4. Ook vindt de rechtbank dat de korpschef de inzagetijd van eiser heeft mogen beperken. Op de zitting heeft de korpschef gezegd dat eiser een dagdeel de tijd kan krijgen om de documenten in te zien en dat bekeken kan worden of dat een redelijke tijdspanne is.
5. Dit oordeel van de rechtbank over de werkwijze van de korpschef is in overeenstemming met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [2] Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser gezegd dat hij bekend is met deze rechtspraak, maar dat hij vindt dat de rechtbank van deze rechtspraak moet afwijken. In de eerste plaats omdat de achtergrond van deze rechtspraak is dat misbruik van politiegegevens moet worden voorkomen en bij eiser geen sprake is van misbruik. In de tweede plaats moet worden afgeweken, omdat de tijdsgeest nu anders is. Deze argumenten slagen niet. In de rechtspraak van de Afdeling staat niet dat het voorkomen van misbruik ten grondslag ligt aan de werkwijze van de korpschef en dat de werkwijze daarom goed wordt bevonden. Daarnaast vindt de rechtbank niet dat een veranderde tijdsgeest – voor zover daarvan al sprake is – tot een ander oordeel over de werkwijze van de korpschef moet leiden.
6. Voor zover eiser aanvoert dat de korpschef ten onrechte passages heeft zwart gelakt in de documenten die hij mag inzien, overweegt de rechtbank tot slot dat het besluit van 23 juni 2022 daar niet over gaat. In dit besluit staat alleen dat de korpschef al eerder besluiten heeft genomen waarbij passages zijn gelakt in de gevraagde politiegegevens. Eiser is tegen die besluiten niet opgekomen. De korpschef heeft verder op de zitting gezegd dat bij het inzagemoment wordt aangegeven welke gegevens zijn gelakt en waarom. Als eiser het daar niet mee eens is, kan hij op dat moment rechtsmiddelen tegen die weglakking instellen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de korpschef de wijze van inzage niet hoeft te wijzigen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2022.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken 2005/2006, 30 327, nr. 3, p. 84.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1779, 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2964 en 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:574.