ECLI:NL:RBMNE:2022:4646
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de WOZ-waarde van de woning had vastgesteld op € 565.000,- per 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 530.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 13 juni 2022, waarbij de verweerder, vertegenwoordigd door M. Boerlage en een taxateur, de taxatiematrix heeft overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de waarde wordt bepaald aan de hand van vergelijkingen met recent verkochte woningen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, mede door de presentatie van een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen in de buurt. Eiser's argumenten over de KOUDV+L-factoren en de indexering werden door de rechtbank verworpen, omdat verweerder voldoende bewijs had geleverd dat de waarde correct was vastgesteld.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.