Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van [verzoekster] met producties 1 tot en met 10, ter griffie ingekomen op 12 juli 2022;
- het verweerschrift van [verweerster] met producties 1 tot en met 9;
- producties 11 tot en met 20 van [verzoekster] ;
- producties 21 en 22 van [verzoekster] ;
- producties 23 tot en met 25 van [verzoekster] ;
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
hoofddoelde voortzetting van de activiteit van de onderneming (voorbereide doorstart). Als dat het geval is, zoals [verzoekster] stelt, geldt de faillissementsuitzondering (van artikel 7:666 aanhef en sub a BW) niet en moet worden uitgegaan van toepasselijkheid van de regels van overgang van een onderneming. De stelplicht en bij voldoende betwisting de bewijslast ter zake de stelling van [verzoekster] dat sprake is van een voorbereide doorstart ligt – in tegenstelling tot wat [verzoekster] stelt – bij [verzoekster] .
hoofddoelvan het faillissement is geweest en niet de liquidatie van het vermogen van [onderneming 1] . De Nederlandse faillissementsprocedure heeft tot doel de liquidatie van het vermogen van de schuldenaar. Een curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel en die taak verricht hij in de eerste plaats ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Daaraan doet niet af dat de curator ook acht kan of moet slaan op belangen van derden en belangen van maatschappelijke aard, waaronder de continuïteit van de onderneming en het behoud van werkgelegenheid. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat in het moderne faillissementsrecht voortzetting van de onderneming een doel van het faillissement kan zijn is daarmee nog niet gezegd dat voortzetting een "hoofddoel" is geworden. Een andere uitleg zou de faillissementsuitzondering van artikel 5 Richtlijn 2001/23/EG (in Nederland: artikel 7:666 aanhef en sub a BW) zinledig maken.
van [onderneming 1]ten doel had op de betreffende locaties kan hieruit naar het oordeel van de kantonrechter zodoende niet worden opgemaakt. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat [onderneming 2] ook zelfstandig (onder andere) restaurants exploiteert. Dat [onderneming 2] wellicht ook toen al geïnteresseerd was in een overname, kan nog niet tot de conclusie leiden dat de faillissementsprocedure is ingeleid met
als hoofddoelvoortzetting van de bedrijfsactiviteiten door [onderneming 2] en zodoende sprake is van een voorbereide doorstart. Ook het feit dat (al) na 14 dagen na het faillissement een akkoord is bereikt over een activa transactie door [onderneming 2] , kan naar het oordeel van de kantonrechter niet tot die conclusie leiden. Uit het faillissementsverslag volgt immers dat er tijdens het faillissement nog de noodzakelijke onderhandelingen plaats moesten vinden alvorens de activa transactie tot stand is gekomen tussen de curator en [onderneming 2] en bij een overname door [onderneming 2] aanvankelijk nog de nodige kanttekeningen werden geplaatst zodat een overname door [onderneming 2] niet zonder meer voor de hand lag. Dat de onderhandelingen uiteindelijk (slechts) 14 dagen in beslag hebben genomen doet hieraan niets af.