ECLI:NL:RBMNE:2022:499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
21/3577
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor de bouw van een brug in strijd met bestemmingsplan

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, buren van de vergunninghouder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De eisers zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een brug, omdat zij stellen dat het onduidelijk is of de vergunning ook voor een steiger geldt en dat het bouwplan niet voldoet aan de voorwaarden van het kruimelbeleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan voldoet aan het eigen beleid. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet kan worden verleend, omdat de bouw van de brug de vrije doorvaart belemmert en er geen toestemming van Waternet is verkregen. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om de gebreken in de besluitvorming te herstellen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3577 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser 1],
[eiser 2] , [eiser 3]en
[eiser 4], allen uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. L. van Schie-Kooman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: E. Schaap Enterman-Drent).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] , te [woonplaats]

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling).

Inleiding

Derde-partij (hierna: vergunninghouder) heeft in het besluit van 16 december 2020 een omgevingsvergunning gekregen voor de legalisatie van een bestaande brug aan de [adres 1] in [woonplaats] . De brug is gebouwd boven het naastgelegen water en verbindt twee percelen die in eigendom zijn van vergunninghouder met elkaar. Eisers wonen naast vergunninghouder aan de [adres 2] en [adres 3] en hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning.
In het besluit van 13 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het college herroept de omgevingsvergunning en verleent een nieuwe omgevingsvergunning voor het realiseren van de brug met een nieuwe motivering.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2022 op zitting behandeld. Namens eisers zijn [eiser 1] en [eiser 3] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting op 25 en 26 januari 2022 nog twee brieven van vergunninghouder ontvangen.
Overwegingen
Ontvangst stukken na de zitting
De rechtbank heeft de brieven van vergunninghouder van 25 en 26 januari 2022 niet betrokken bij deze uitspraak. Artikel 2.16, derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 bepaalt dat na sluiting van het onderzoek ter zitting ingediende stukken buiten beschouwing blijven, tenzij deze aanleiding geven tot heropening van het onderzoek. Dat laatste is niet het geval.
Het bestreden besluit
Het college heeft het primaire besluit herroepen en in het bestreden besluit opnieuw getoetst of het college een omgevingsvergunning kan verlenen voor het bouwplan. Volgens het college is de bouw van de brug in strijd met het bestemmingsplan en moet er om die reden een omgevingsvergunning verleend worden om af te wijken van het bestemmingsplan. Vervolgens heeft het college het bouwplan opnieuw getoetst aan de voorwaarden die voor bruggen zijn opgenomen in paragraaf 3.3.1 van de bijlage bij het ‘Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden volgens artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht gemeente De Ronde Venen 2018’ (het kruimelbeleid). Het college is van mening dat het bouwplan voldoet aan die voorwaarden. Na afweging van de betrokken belangen heeft het college een omgevingsvergunning verleend via artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, derde lid, van bijlage II, bij het besluit omgevingsrecht (Bor).
Het geschil
3. Eisers zijn buren van vergunninghouder en zijn het niet eens met de verleende vergunning. Eisers stellen dat het onduidelijk is of de omgevingsvergunning is verleend voor alleen een brug of ook voor een steiger. Daarnaast voldoet het bouwplan volgens eisers niet aan de voorwaarden van paragraaf 3.3.1 van het kruimelbeleid. Verder vinden eisers dat het bouwplan in strijd met de redelijke eisen van welstand en dat het college na afweging van de belangen niet in redelijkheid had kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te verlenen.
4. Het college blijft bij het bestreden besluit.
Op welk bouwwerk ziet de omgevingsvergunning?
5. De omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een brug. Volgens eisers is dat onjuist omdat een gedeelte van het bouwwerk is aan te merken als een vlonder of een steiger en daarvoor geldt een ander toetsingskader dan voor een brug. Volgens eisers heeft het college ten onrechte niet aan deze voorwaarden voor steigers/vlonders getoetst.
6. De rechtbank stelt vast dat het bouwwerk is gebouwd binnen de kadastrale percelen [nummer 1] en [nummer 2] . Beide percelen zijn in eigendom van vergunninghouder. Tussen partijen is niet in geschil dat het gedeelte van het bouwwerk dat is gebouwd binnen het kadastrale perceel [nummer 1] voldoet aan het bestemmingsplan Buitengebied-West. Het bouwwerk bestaat ook uit een gedeelte dat is gebouwd binnen het kadastrale perceel [nummer 2] . Dit gedeelte valt binnen de bestemmingen ‘Woondoeleinden’ en ‘Water’ van het bestemmingsplan 1e herziening Lintbebouwing Vinkeveen 2003 (bestemmingsplan Vinkeveen). Het bouwwerk binnen het kadastrale perceel [nummer 2] bestaat uit een breder gedeelte en een smaller gedeelte. Het smallere gedeelte van het bouwwerk valt binnen de bestemming ‘Water’ en het bredere gedeelte valt binnen de bestemming ‘Woondoeleinden’.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het bredere gedeelte van het bouwwerk geen steiger of vlonder en is het gehele bouwwerk een brug. Volgens artikel 1, eerste lid, onder 60, van het bestemmingsplan Vinkeveen is een steiger
een constructie boven het water, meestal langs een oever, die dient voor het afmeren van schepen, vaartuigen, boten.In artikel 29, derde lid, van het bestemmingsplan Vinkeveen staat: “
in afwijking van het bepaalde in lid 2 zijn stijgers, vlonders, of andere afmeervoorzieningen (…)”. Uit deze twee bepalingen volgt dat de planwetgever steigers en vlonders beschouwt als afmeervoorzieningen. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat hij het bouwwerk gebruikt om van zijn ene perceel naar zijn andere perceel te gaan om onder meer onderhoud te verrichten. Het bouwwerk wordt niet gebruikt als afmeervoorziening. Uit de stukken is de rechtbank ook niet gebleken dat het bouwwerk wordt gebruikt voor het afmeren van schepen, vaartuigen of boten. Het bouwwerk is dus geen afmeervoorziening. Dat betekent dat het bouwwerk daardoor geen steiger of vlonder kan zijn volgens het bestemmingsplan Vinkeveen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom het gehele bouwwerk aan te merken als een brug. Het college hoefde daarom niet te toetsen aan de voorwaarden voor steigers of vlonders. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het college heeft terecht geconcludeerd dat het bouwwerk een brug is en dat een brug niet is toegestaan volgens artikel 29, tweede lid, van het Bestemmingsplan Vinkeveen. Dat betekent dat het college moet beoordelen of hij bereid is om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan. [1] Het college moet daarbij beoordelen of het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft het bouwplan in dat kader beoordeeld aan de hand van het eigen kruimelbeleid.
Voldoet het bouwplan aan het kruimelbeleid?
9. Eisers stellen zich op het standpunt dat de brug niet voldoet aan alle voorwaarden van paragraaf 3.3.1 van het kruimelbeleid. Zo wordt de vrije doorvaart door de bouw van de brug belemmerd en is er geen toestemming door Waternet gegeven voor de bouw van de brug. Eisers hebben een e-mail overgelegd van Waternet waarin Waternet volgens eisers stelt dat er geen toestemming is verleend voor de bouw van de brug omdat Waternet over onvoldoende gegevens beschikt om toestemming te kunnen verlenen.
10. Het college is van mening dat de vrije doorvaart niet wordt belemmerd door de bouw van de brug omdat de vrije doorvaart in de directe omgeving al wordt belemmerd door diverse bruggetjes en dammen. Ook wordt de vrije doorgang volgens het college niet belemmerd omdat de sloot niet voor de openbare vaart bedoeld is. Op de zitting heeft het college erkend dat er op dit moment geen toestemming is van Waternet.
Vrije doorvaart
11. Niet in geschil is dat het bouwplan wel voldoet aan de overige voorwaarden van paragraaf 3.3.1 De rechtbank stelt vast dat tussen partijen alleen in geschil is of het bouwplan voldoet aan de voorwaarden van 3.3.1, onder c en d, van het kruimelbeleid. Hierin staat dat per bedrijfswoning maximaal één brug is toegestaan met dien verstande dat de vrije doorvaart niet wordt belemmerd (onder c) en er toestemming is van het hoogheemraadschap en/of de vaarwegbeheerder (Waternet) (onder d). De rechtbank is het niet met het college eens dat de vrije doorvaart niet wordt belemmerd op de plek waar de brug is gebouwd. Naar het oordeel van de rechtbank moet de vrije doorvaart worden beoordeeld op de plaats waar het bouwwerk wordt gebouwd. Door de bouw van de brug van vergunninghouder is het niet meer mogelijk voor vaartuigen om vanaf het water grenzend aan de percelen van eisers naar het [locatie] en de achterliggende sloten te varen. Dat betekent dat de vrije doorvaart op die specifieke locatie wordt belemmerd door de brug. Dat er op andere plekken in het water door dammen en/of gemalen ook sprake is van een belemmering van de vrije doorvaart zegt iets over de vrije doorvaart ter hoogte van deze gemalen en/of dammen. De aanwezigheid van de dammen/gemalen zegt niets over de vrije doorvaart op de plek waar de brug is gebouwd.
12. De verwijzing van het college naar de zaak van de Baambrugse Zuwe gaat niet op. In die zaak [2] heeft de rechtbank geoordeeld dat er door de bouw van een brug over het water geen sprake was van de belemmering van de vrije doorvaart. In die zaak ging het echter om een verplaatsing met enkele meters van een brug. In die zaak was er dus al sprake van een vrije doorvaart die belemmerd was en niet extra belemmerd werd. Daar is in deze zaak geen sprake van omdat het gaat om een nieuw gebouwde brug.
13. De rechtbank is van oordeel dat de vrije doorvaart door de bouw van de brug wordt belemmerd. Dat betekent dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat door de bouw van de brug de vrije doorvaart niet wordt belemmerd. Daarmee voldoet het bouwplan niet aan paragraaf 3.3.1, onder c, van het kruimelbeleid. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank gaat in overweging 20 in op de gevolgen hiervan.
Toestemming van waternet
13. De rechtbank stelt voorop dat het college op de zitting heeft erkend dat er geen sprake is van toestemming van Waternet voor de bouw van de brug. Dat betekent dat het bouwplan ook op dit punt niet voldoet aan het kruimelbeleid. De rechtbank is van oordeel dat er ook geen sprake is van stilzwijgende toestemming van Waternet zoals vergunninghouder heeft betoogd. Eisers hebben in beroep een e-mail van de heer [A] van Waternet overgelegd van 25 november 2021. In deze e-mail stelt [A] dat vergunninghouder een melding heeft ingediend bij Waternet maar dat deze melding later is teruggestuurd naar vergunninghouder omdat de melding te weinig gegevens bevatte om te beoordelen of Waternet toestemming wilde verlenen. Zo ontbrak er een tekening van de brug, een foto van de brug en een contactpersoon voor eventuele handhaving door Waternet en de gemeente. [A] stelt verder expliciet dat Waternet geen toestemming heeft verleend voor de bouw van de brug. Uit deze mail volgt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat er ook geen stilzwijgende toestemming is verleend door Waternet voor de bouw van de brug. Toestemming is echter wel vereist volgens het kruimelbeleid. Dat betekent dat het bestreden besluit ook op dit punt strijd is met het eigen kruimelbeleid. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank gaat in overweging 20 in op de gevolgen hiervan.
Belangenafweging
13. Eisers zijn van mening dat het bouwplan ook in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zo wordt het doorzicht over het water belemmerd en wordt hun privacy geschaad door de bouw van de brug. Verder vinden eisers dat de bouw van de brug niet noodzakelijk is en dat vergunninghouder ook voor een andere optie had kunnen kiezen om zijn perceel te onderhouden.
13. Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan heeft het college beleidsvrijheid. De rechtbank toetst of het college zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat, na afweging van de betrokken belangen, de omgevingsvergunning verleend kan worden.
13. Het college heeft in het bestreden besluit het advies van de commissie bezwaarschriften overgenomen. In het advies van de bezwaarschriftencommissie wordt ingegaan op de belangen van eisers bij de vermindering van uitzicht en privacy. In het advies wordt toegelicht dat het doorzicht over het water niet leidt tot een inbreuk van waardevolle doorzichten vanwege de beperkte hoogte van de brug. Ook zorgt de bouw van de brug niet tot een inbreuk van de privacy omdat zonder de brug er ook de mogelijkheid bestaat om met een vaartuig uitzicht te hebben op de woningen en tuinen van eisers. De rechtbank kan deze motivering volgen en vindt dat het college in de privacy en doorzichten van eisers redelijkerwijs geen aanleiding hoefde te zien om de omgevingsvergunning te weigeren. Het is vaste rechtspraak dat er geen recht bestaan op een vrij uitzicht, [3] dit geldt zowel voor een stedelijke omgeving als voor een landelijke omgeving. De rechtbank overweegt daarbij dat voor zover het uitzicht van eisers al wordt beperkt, dit minimaal is gelet op het feit dat de brug vlak boven het water is gerealiseerd en beperkt in hoogte is. Of de brug noodzakelijk is of dat er een beter alternatief voor de brug is, zijn geen aspecten die het college moet meenemen in de beoordeling van de aanvraag. Het college beoordeelt of hij voor het bouwplan dat is aangevraagd een omgevingsvergunning kan en wil verlenen gelet op de ruimtelijke gevolgen ervan. Het is daarbij niet van doorslaggevend belang of de brug in de ogen van het college noodzakelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
Welstand
18. Het bouwplan is volgens eisers ook in strijd met redelijke eisen van welstand. Uit Welstand De Ronde Venen (het welstandsbeleid) volgt dat doorzichten moeten worden behouden en waar mogelijk moeten worden versterkt. Ook moet er aandacht zijn voor de achterkanten van de linten. Vlonders en pontons zijn niet toegestaan. Om die reden zijn eisers van mening dat het bouwplan in strijd is met het welstandsbeleid.
18. De rechtbank stelt voorop dat het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting hoeft, tenzij eisers een tegenadvies van een deskundige overleggen of concrete aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de zorgvuldigheid of totstandkoming van het advies. De welstandscommissie heeft een positief advies afgegeven over de brug. Niet in geschil is dat eisers geen tegenadvies van een deskundige hebben overgelegd. De rechtbank is ook van oordeel dat eisers geen concrete aanknopingspunten hebben geboden voor twijfel aan de zorgvuldigheid of totstandkoming van het welstandsadvies. Eisers hebben uitsluitend criteria genoemd waar een bouwwerk in het algemeen aan moet voldoen volgens het welstandsbeleid. Eisers hebben vervolgens gesteld dat het bouwplan niet voldoet aan deze criteria. De rechtbank is van oordeel dat eisers hiermee niet inzichtelijk hebben gemaakt om welke redenen het bouwplan niet voldoet aan de door eisers genoemde criteria uit het welstandsbeleid. De enkele stelling dat het bouwplan niet voldoet aan deze criteria is onvoldoende. Dat betekent dat het college – zonder nadere toelichting – uit mocht gaan van het positieve welstandsadvies van de welstandscommissie. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
18. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat er twee gebreken kleven aan de besluitvorming van het college. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking omdat het college in het bestreden besluit ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de bouw van de brug niet in strijd is met het eigen kruimelbeleid. De geconstateerde gebreken kunnen echter door het college worden hersteld. Een aanvraag om een omgevingsvergunning die in strijd is met het eigen beleid hoeft namelijk niet per definitie geweigerd te worden gelet op artikel 4:84 van de Awb. In dit artikel staat dat het college in beginsel handelt volgens het eigen beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het college onder toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid te stellen de naar aanleiding van het beroep geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
18. Om de gebreken in de besluitvorming te herstellen zal het college moeten motiveren waarom het college, ondanks het feit dat het bouwplan in strijd is met het kruimelbeleid, alsnog van mening is dat de gevraagde omgevingsvergunning verleend moet worden. Het college moet daarbij in kaart brengen wat de mogelijke onevenredige gevolgen zijn voor vergunninghouder als de omgevingsvergunning wordt geweigerd. Dit geldt in principe zowel voor het belemmeren van de vrije doorvaart als voor het ontbreken van de toestemming van Waternet. Als Waternet echter alsnog toestemming verleent, is het gebrek op die manier hersteld en dan geldt het voorgaande alleen nog voor het belemmeren van de vrije doorvaart.
18. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van de tussenuitspraak. Het college moet zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers vervolgens in de gelegenheid stellen om binnen drie weken te reageren op het (beoogde) herstel van de gebreken door het college. In beginsel, ook in die situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank vervolgens zonder tweede zitting einduitspraak doen op het beroep
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken in het bestreden besluit te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 10 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zoals bedoel in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:515.