ECLI:NL:RBMNE:2022:5626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
22/5434 en 22/4782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw en de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening

Op 28 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfsverzamelgebouw. De vergunning was eerder verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht op 14 september 2021. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, vond dat het college ten onrechte de vergunning had verleend en heeft beroep ingesteld. Tevens vroeg hij om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 december 2022 behandeld.

In de uitspraak werd vastgesteld dat het bouwplan voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan en het Bouwbesluit 2012. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein was, ondanks de bezwaren van verzoeker over de toegankelijkheid van enkele parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd was met de geldende regelgeving en dat de omgevingsvergunning terecht was verleend.

De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor de bouw van het bedrijfsverzamelgebouw geldig blijft. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Verzoeker heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak, maar alleen voor zover deze betrekking heeft op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/5434 en 22/4782
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 december 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht(het college)
(gemachtigde: mr. M.R. Buyse).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde-partij] uit [vestigingsplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

Op 14 september 2021 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen [1] van een bedrijfsverzamelgebouw op de locatie kadastraal bekend als gemeente [plaats] , [kadastraal nummer] , nabij [adres] in [plaats] . Ook is de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit uitvoeren van een werk. [2] Met het bouwplan worden 27 bedrijfsunits op de begane grond gerealiseerd met kantoorruimte op de verdieping.
Verzoeker is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en heeft bezwaar ingediend. Dit bezwaar is door het college ongegrond verklaard in het besluit van 31 augustus 2022 (het bestreden besluit) Het college heeft in het bestreden besluit de omgevingsvergunning in stand gelaten met een aanvullende motivering.
Verzoeker is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van het college. Namens vergunninghouder zijn verschenen: [A] , [B] & [C] .

Overwegingen

Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Het bestreden besluit
Naar aanleiding van het bezwaar van verzoeker heeft de bezwaarschriftencommissie een advies uitgebracht aan het college. De bezwaarschriftencommissie heeft geadviseerd om de omgevingsvergunning te herroepen en de omgevingsvergunning alsnog te weigeren. Volgens de bezwaarschriftencommissie worden er onvoldoende parkeerplaatsen gerealiseerd bij de bouw van het bedrijfsverzamelgebouw. Daarnaast is een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit uitvoeren van een werk terwijl vergunninghouder geen omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor die activiteit. Het college kan niet uit zichzelf een omgevingsvergunning verlenen voor deze activiteit, aldus de bezwaarschriftencommissie. Tot slot heeft de commissie nog twijfels over de vraag of het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening Stichtse Vecht 2011 (de bouwverordening).
Het college volgt het advies van de bezwaarschriftencommissie niet. Na de hoorzitting zijn er aanvullende tekeningen door vergunninghouder ingediend. Ook is alsnog een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit het uitvoeren van een werk. Uit de aanvullende tekeningen blijkt volgens het college dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het bouwplan voldoet aan de parkeernormen uit de Nota parkeernormen van de gemeente Stichtse Vecht en daarmee aan artikel 33.2 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Corridor (het bestemmingsplan). Ook voldoet het bouwplan volgens het college aan het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening.
Het geschil
Op het perceel waar het bouwplan wordt gerealiseerd, rust de enkelbestemming ‘Bedrijventerrein – 1’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 5’ en ‘Waterstaat – Waterkering’. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan voldoet aan artikel 7 van de bestemming ‘Bedrijventerrein – 1’. Ook niet in geschil is dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend voor de activiteit het uitvoeren van een werk.
5. Tussen partijen is wel in geschil of het bouwplan voldoet aan artikel 33.2 van het bestemmingsplan. In dit artikel staat dat bij nieuwbouw moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Verder is tussen partijen in geschil of het bouwplan voldoet aan artikel 6.37, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 en aan artikel 2.5.30 van de bouwverordening.
Toetsingskader
6. Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteiten bouwen. Het college is verplicht deze omgevingsvergunning te verlenen als het bouwplan, voor zover hier van belang, niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan, de bouwverordening of het Bouwbesluit 2012. Volgens het college is het bouwplan daar niet mee in strijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze procedure of het college terecht tot die conclusie is gekomen.
Is het bouwplan in strijd met het Bouwbesluit 2012
7. Volgens verzoeker staat niet vast dat het bouwplan voldoet aan artikel 6.37, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012. In dat artikel is bepaald dat tussen de openbare weg en ten minste een toegang van een bouwwerk een toegangsweg is voor de hulpdiensten. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de huidige toegangsweg te smal is voor de hulpdiensten. Dat betekent dat er een tweede toegangsweg gerealiseerd moet worden. Deze tweede toegangsweg is er nog niet. Dat betekent dat er strijd is met artikel 6.37, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, aldus verzoeker.
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in deze procedure alleen het bestreden besluit wordt beoordeeld. Het op de zitting toegelichte alternatieve plan van vergunninghouder, om een tweede toegangsweg te realiseren via het naastgelegen perceel, wordt niet beoordeeld door de voorzieningenrechter. Met betrekking tot de tweede toegangsweg heeft het college in het bestreden besluit het volgende voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden:
Er komt een aparte aanvraag voor omgevingsvergunning voor een tweede uitweg. Deze wordt gerealiseerd ten behoeve van de brandweer. Het verlenen van deze aparte aanvraag is een voorwaarde voor het in werking treden van de onderhavige omgevingsvergunning.De voorzieningenrechter begrijpt dit voorschrift zo dat het verlenen van deze aparte omgevingsvergunning voor de tweede toegangsweg een voorwaarde is waar vergunninghouder aan moet voldoen. Totdat vergunninghouder aan deze voorwaarde voldoet, kan geen gebruik worden gemaakt van de omgevingsvergunning voor de bouw van bedrijfsverzamelgebouw.
9. De voorzieningenrechter vindt dat het college met dit voorschrift voldoende heeft gewaarborgd dat het bouwplan voldoet aan artikel 6.37, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012. Uit het voorschrift volgt dat geen gebruik gemaakt mag worden van de omgevingsvergunning totdat aan artikel 6.37, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 is voldaan via een aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor de tweede uitweg. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan?
10. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er te weinig parkeerplekken op eigen terrein aanwezig zijn. Verzoeker wijst daarbij op het ruimtegebrek op het eigen terrein bij het bedrijfsverzamelgebouw. Door het tekort aan parkeerplaatsen op eigen terrein vreest verzoeker parkeeroverlast voor zijn uitrit. Het komt nu al met enige regelmaat voor dat er voor de uitrit van verzoeker wordt geparkeerd zodat verzoeker zijn perceel niet kan verlaten, aldus verzoeker.
11. In de bouwtekeningen die na de hoorzitting in bezwaar zijn ingediend, zijn conform de geldende norm 50 parkeerplaatsen ingetekend. Van twee van deze parkeerplaatsen heeft de afdeling Verkeer van de gemeente Stichtse Vecht geconstateerd dat deze twee parkeerplaatsen ‘erg onbruikbaar’ zijn. Toch heeft de afdeling Verkeer een positief advies gegeven over het bouwplan. Op de zitting heeft het college toegelicht dat hiermee wordt bedoeld dat die twee plekken weliswaar lastig te gebruiken zijn, maar daardoor niet onbruikbaar zijn. Hoewel het advies wat ongelukkig is geformuleerd, kan de voorzieningenrechter de conclusie van het college gelet op de tekeningen en de gegeven toelichting volgen. Dat betekent dat het bouwplan voorziet in 50 parkeerplaatsen op eigen terrein. Dat parkeren op het terrein bij het bedrijfsverzamelgebouw krap is, wordt door partijen niet ontkend. Dat betekent alleen niet dat de twee parkeerplaatsen niet gebruikt kunnen worden. Het is namelijk niet gebleken dat de parkeerplaatsen zo krap of moeilijk te bereiken zijn, dat ze feitelijk onbruikbaar zijn. De twee parkeerplaatsen mochten daarom meegenomen worden in de berekening van het totale aantal parkeerplaatsen. Op eigen terrein wordt dus voldaan aan de geldende parkeernorm van 50 parkeerplaatsen. Het college heeft terecht geconstateerd dat er geen sprake is van strijd met artikel 33.2 van het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan in strijd met de bouwverordening?
12. De voorzieningenrechter komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van deze grond. Verzoeker kan namelijk geen geslaagd beroep doen op mogelijke strijd met artikel 2.5.30 van de Bouwverordening. In de Reparatiewet BZK 2014, nader uitgewerkt in artikel 133 van de Woningwet, staat dat stedenbouwkundige bepalingen in een bouwverordening vóór 1 juli 2018 moeten zijn opgenomen in een bestemmingsplan. Dergelijke bepalingen uit de bouwverordening zijn na die datum niet meer van toepassing. De stedenbouwkundige normen ten aanzien van het laden en lossen zijn niet in het bestemmingsplan opgenomen. Dat betekent dat artikel 2.5.30 van de bouwverordening niet meer van toepassing is en dat verzoeker daar geen beroep meer op kan doen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de omgevingsvergunning voor de bouw van het bedrijfsverzamelgebouw mocht verlenen.
14. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo