ECLI:NL:RBMNE:2022:5817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
22/213
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding kindgebonden budget en informatievoorziening aan SVB

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], een verzoek om schadevergoeding ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen naar aanleiding van een fout in het systeem met betrekking tot het kindgebonden budget. In 2018 ontdekte de Belastingdienst dat bij het stopzetten van het kindgebonden budget, de automatische hervatting niet altijd plaatsvond. Dit leidde tot een herstelactie, waarbij eiser op 26 september 2020 werd geïnformeerd dat hij recht had op kindgebonden budget over de jaren 2014 en 2015. Eiser ontving op 9 oktober 2020 de definitieve berekeningen, inclusief een rentebedrag. Echter, de Belastingdienst weigerde het verzoek om schadevergoeding in een besluit van 11 augustus 2021, wat eiser aanvocht in bezwaar. Het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 3 december 2021, waarop eiser beroep instelde.

De rechtbank heeft op 11 april 2022 de zaak behandeld. Eiser stelde dat de Belastingdienst onrechtmatig had gehandeld door hem niet tijdig het kindgebonden budget toe te kennen en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) niet te informeren. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet onrechtmatig had gehandeld, omdat eiser geen aanspraak maakte op automatische toekenning van het kindgebonden budget in 2014 en 2015. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de Belastingdienst om het schadeverzoek af te wijzen een zelfstandig schadebesluit was, maar dat het niet tijdig nemen van een besluit wel onder bezwaar en beroep viel.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de bezwaargrond over het informeren van de SVB betrof, en verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De Belastingdienst werd opgedragen het griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden. De rechtbank merkte op dat er geen proceskosten waren gemaakt die vergoed moesten worden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [vestigingsplaats] , verweerder

Waar gaat deze zaak over?

1. In 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (Belastingdienst) een fout in het systeem ontdekt. Als een kindgebonden budget werd stopgezet, dan werd niet altijd automatisch de toekenning van het kindgebonden budget hervat op het moment dat iemand weer voor automatische toekenning in aanmerking kwam. Dat had wel moeten gebeuren. Om die reden heeft de Belastingdienst een herstelactie gedaan om aan de mensen die het betrof alsnog een kindgebonden budget uit te keren. Dat heeft ertoe geleid dat de Belastingdienst op 26 september 2020 aan eiser heeft laten weten dat hij alsnog recht heeft op kindgebonden budget over de jaren 2014 en 2015. Vervolgens heeft eiser op 9 oktober 2020 de definitieve berekeningen van het kindgebonden budget over die jaren ontvangen. Daarbij is ook een rentebedrag berekend dat aan eiser wordt uitgekeerd.
2. Eiser heeft naar aanleiding hiervan een klacht ingediend bij de Belastingdienst en verzocht om schadevergoeding. De Belastingdienst heeft het verzoek om schadevergoeding in het besluit van 11 augustus 2021 (primair besluit) afgewezen. Eiser was het daar niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt. In het besluit van 3 december 2021 (het bestreden besluit) heeft de Belastingdienst het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens de Belastingdienst heeft hij niet onrechtmatig gehandeld. Eiser had namelijk eigenlijk niet moeten worden meegenomen in de herstelactie, omdat hij geen aanspraak maakte op een automatische toekenning van het kindgebonden budget over de jaren 2014 en 2015. Daarnaast heeft de Belastingdienst aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) doorgegeven dat er alsnog aan eiser een kindgebonden budget voor 2014 en 2015 zou worden verstrekt. De stelling van eiser dat de SVB niet is geïnformeerd, is volgens de Belastingdienst dus onjuist. Voor een schadevergoeding bestaat daarom geen aanleiding.
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en de gemachtigden van de Belastingdienst waren daarbij aanwezig.

Het oordeel van de rechtbank

Omvang van de beoordeling
4. Op zitting is vastgesteld dat eiser niet opkomt tegen de definitieve berekeningen van het kindgebonden budget over de jaren 2014 en 2015. Eiser wil schadevergoeding. Het is daarom de vraag of de beslissing van de Belastingdienst om het schadeverzoek van eiser af te wijzen, kan worden aangemerkt als een besluit dat aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd. [1] Volgens vaste rechtspraak [2] is daarvan sprake als is voldaan aan de vereisten van de zogenoemde materiële en processuele connexiteit. Aan het vereiste van materiële connexiteit is voldaan als de vermeende schade is veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening van een door het bestuursorgaan aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Alleen dan levert een schriftelijke beslissing over de schade die niet is gebaseerd op een in een wet of een beleidsregel opgenomen specifieke schadevergoedingsregeling, een zogenoemd zelfstandig of zuiver schadebesluit op. Aan het vereiste van processuele connexiteit is voldaan als ook tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de bevoegdheid zelf beroep openstaat bij de bestuursrechter.
5. Niet ter discussie staat dat de vermeende schade zou zijn veroorzaakt in het kader van een publiekrechtelijke bevoegdheid van de Belastingdienst en dat er geen specifieke schadevergoedingsregeling is. Dat betekent dat de beslissing van de Belastingdienst om het schadeverzoek van eiser af te wijzen een zelfstandig of zuiver schadebesluit is. Als er vervolgens wordt gekeken naar wat volgens eiser de schade heeft veroorzaakt, dan kan worden vastgesteld dat het eiser er – kort gezegd – om gaat dat de Belastingdienst (i) niet tijdig heeft besloten om aan hem kindgebonden budget toe te kennen en (ii) de SVB ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van de toekenning.
6. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit staat bezwaar en beroep open. Het niet tijdig nemen van een ambtshalve besluit kan namelijk gelijk worden gesteld met een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat, zolang er een termijn geldt voor het nemen van dit besluit. [3] Daarvan is hier sprake, nu in artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) een beslistermijn is opgenomen. De rechtbank zal daarom hieronder het schadeverzoek van eiser op dit punt inhoudelijk behandelen.
7. Dat is anders voor wat betreft het al dan niet informeren van de SVB. Dit is namelijk een feitelijke handeling. Tegen feitelijke handelingen staat geen bezwaar en beroep open. [4] Dat betekent dan ook de Belastingdienst het bezwaar op dit punt niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Nu de Belastingdienst dit niet heeft gedaan, is het beroep in zoverre gegrond, komt dit deel van het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking en zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het bezwaar op dit punt alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van dit punt komt de rechtbank niet toe.
Te laat toekennen van het kindgebonden budget over 2014 en 2015
8. Eiser vindt dat hij aanspraak maakte op de automatische toekenning van kindgebonden budget over 2014 en 2015. De Belastingdienst beschikte over de juiste gegevens en had daarom in die jaren het kindgebonden budget moeten toekennen, althans in ieder geval zodra in 2018 aan het licht kwam dat er een fout in het systeem zat. Door pas in 2020 het kindgebonden budget aan hem toe te kennen, heeft de Belastingdienst onrechtmatig gehandeld. Bovendien is er bij de herstelactie gediscrimineerd op dienstverband, omdat eiser en zijn vrouw – vanwege de omstandigheid dat zijn vrouw een aanvulling op kinderbijslag en kindgebonden budget krijgt – in de tweede groep zijn ingedeeld. Die groep is benadeeld, omdat het herstel bij die groep later heeft plaatsgevonden dan bij de eerste groep. Eiser vindt daarom dat hij – naast het kindgebonden budget – ook recht heeft op een kostenvergoeding en op de boetes die hij zelf zou moeten betalen als hij te laat zou zijn met het indienen van bepaalde aangiftes bij de Belastingdienst.
9. De rechtbank vindt dat de Belastingdienst niet onrechtmatig heeft gehandeld. Eiser maakte namelijk geen aanspraak op de automatische toekenning van kindgebonden budget in 2014 en 2015. Alleen de ouder die recht heeft op kindgebonden budget in een bepaald jaar én in dat jaar in aanmerking komt voor een andere tegemoetkoming van de Belastingdienst, wordt geacht een aanvraag voor kindgebonden budget te hebben gedaan. [5] Oftewel: alleen die ouder hoeft zelf geen aanvraag in te dienen, maar krijgt het kindgebonden budget automatisch. Eiser ontving echter geen andere tegemoetkomingen in 2014 en 2015. Hij voldeed dus niet aan de voorwaarden voor een automatische toekenning. Omdat eiser ook zelf geen aanvraag heeft ingediend en niet is gebleken dat dit onmogelijk was, hoefde de Belastingdienst dus geen kindgebonden budget in 2014 en/of 2015 aan eiser toe te kennen. Evenmin hoefde de Belastingdienst dit tijdens de herstelactie te doen. Die herstelactie was immers alleen bedoeld voor mensen die aan de voorwaarden voor automatische toekenning voldeden. Dat betekent dat nu de Belastingdienst geen kindgebonden budget hoefde toe te kennen aan eiser, er ook geen sprake is van het te laat beslissen hierover.
10. De rechtbank vindt daarnaast ook niet dat de Belastingdienst eiser en zijn vrouw tijdens de herstelactie heeft gediscrimineerd. Zoals de Belastingdienst heeft toegelicht, heeft het herstel in verschillende stappen plaatsgevonden. Eerst is het systeem aangepast zodat nieuwe rechten op kindgebonden budget automatisch zouden worden toegekend en vervolgens heeft er herstel voor de voorgaande jaren plaatsgevonden. Daarbij is de Belastingdienst begonnen met het jaar 2020 en is vanaf daar terug gaan werken. Om die reden heeft het herstel voor de jaren 2014 en 2015 later plaatsgevonden dan voor de daarop volgende jaren. De Belastingdienst heeft eiser en zijn vrouw dus niet in een bepaalde groep geplaatst vanwege een dienstverband van zijn vrouw. Van discriminatie is geen sprake.
11. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de Belastingdienst niet onrechtmatig heeft gehandeld. Eiser maakt daarom geen aanspraak op de door hem gevraagde kostenvergoeding of boetebedragen.
Informeren van SVB
12. Zoals gezegd, komt de rechtbank eigenlijk niet toe aan een inhoudelijke behandeling van dit punt. In het belang van partijen merkt de rechtbank desondanks ten overvloede op dat uit de (telefonische en schriftelijke) navraag die de Belastingdienst bij de SVB heeft gedaan, blijkt dat de SVB op 28 september 2020 het bericht van de Belastingdienst heeft ontvangen dat aan eiser kindgebonden budget over 2014 en 2015 wordt toegekend. De Belastingdienst heeft de SVB dus geïnformeerd. Wat de SVB vervolgens al dan niet aan Familienkasse in Duitsland moet berichten, staat los van de Belastingdienst. Wel heeft de Belastingdienst het aanbod gedaan om een aparte verklaring voor de Familienkasse op te stellen, waaruit blijkt dat eiser geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Als eiser dit wil, dan is het aan hem om hierover contact op te nemen met de Belastingdienst.
Conclusie
13. De Belastingdienst heeft niet onrechtmatig gehandeld en is om die reden niet aansprakelijk. Aan een verdere beoordeling van de gestelde schade komt de rechtbank daarom niet toe. De Belastingdienst heeft het verzoek van eiser om schadevergoeding terecht afgewezen. Omdat de Belastingdienst het bezwaar van eiser over het informeren van de SVB niet-ontvankelijk had moeten verklaren, verklaart de rechtbank het beroep van eiser gegrond en vernietigt het bestreden besluit, voor zover deze bezwaargrond daarin inhoudelijk is behandeld. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door het bezwaar op dit punt niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Belastingdienst aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Er is niet gebleken dat eiser proceskosten heeft gemaakt dit aan hem vergoed zouden moeten worden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij inhoudelijk is beslist op de bezwaargrond van eiser over het informeren van de SVB, verklaart het bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
  • draagt de Belastingdienst op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uit artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten volgt dat titel 4.5 en titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op schade die is veroorzaakt door besluiten of andere handelingen van de Belastingdienst. Dat betekent dat het recht zoals dat gold vóór 1 juli 2013 van toepassing is. Zie in dit verband ook bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:682.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1051 en van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2195.
3.Zie artikel 6:2, onder b, Awb en bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 mei 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT6503.
4.Gelet op artikel 7:1, eerste lid, en artikel 8:1 van de Awb.
5.Volgens artikel 5, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget.