1.3.Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 6 juli 2020 gerapporteerd dat er geen medische redenen zijn om af te wijken van het oordeel van de primaire arts. Hierna heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep berekend dat eiseres 72,03% van haar maatmanloon kan verdienen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft één van de primair geduide functies laten vervallen, maar er zijn voldoende functies overgebleven om tot een berekening van de restverdiencapaciteit te komen. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres per
15 juli 2019 geen ZW-uitkering meer krijgt, omdat zij op 29 april 2019 meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen. De beperking die de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het punt van samenwerken heeft aangenomen is niet verstrekkend genoeg omdat alleen intensieve samenwerking beperkt wordt geacht. Daarnaast moet er volgens eiseres een beperking ten aanzien van hand- en vingergebruik worden aangenomen omdat zij verminderde knijpkracht heeft.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres alleen beperkt geacht voor intensief samenwerken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover op 7 september 2021 gerapporteerd dat eiseres op de datum in geding (15 juli 2019) vaak geprikkeld was en dat zij dat ook wel op derden afreageerde. Dat staat een intensieve samenwerkingsrelatie in de weg maar sluit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep samenwerken waarbij ieder zijn eigen taak doet met een onderlinge afstemming en overleg niet uit.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 30 augustus 2021 gerapporteerd de primaire verzekeringsarts niet te kunnen volgen dat de knijpkracht beperkt moet worden omdat eiseres dit aangeeft en omdat dit past bij de diagnose CTS. Ten tijde van het onderzoek bij de primaire verzekeringsarts had eiseres het gevoel minder kracht in de handen te hebben. Toen werd echter een normale knijpkracht geobjectiveerd. Een FML is geen weergave van klachten. Bovendien past het feit dat ondertussen de handklachten niet meer aanwezig zijn zonder dat een operatieve ingreep heeft plaatsgevonden, niet bij een ernstiger invaliderend CTS dan waar de primaire verzekeringsarts van uit ging, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uitgebreid gereageerd op het rapport van verzekeringsarts [A] dat eiseres in beroep heeft ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom de diverse beperkingen die volgens [A] moeten worden aangenomen, al dan niet aan de orde zijn. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in die motivering volgen. De conclusie van [A] dat samenwerken alleen mogelijk is bij een tevoren vastgestelde taak, sluit aan op de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit niet betekent dat samenwerken in het geheel niet mogelijk is. Verder kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat er geen beperking voor knijpkracht moet worden aangenomen omdat bij het onderzoek bij de primaire verzekeringsarts een normale knijpkracht werd waargenomen.
Passeren van gebrek in het bestreden besluit
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML in beroep gewijzigd door hierin extra beperkingen aan te nemen. In de aanvullende rapportage van 7 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit gemotiveerd. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit gebrekkig was, maar dat dit gebrek in de beroepsfase is hersteld. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet is benadeeld door dit gebrek. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou -gelet op wat hierna wordt overwogen- een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. De rechtbank zal daarom het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren.
Arbeidskundige beoordeling
9. Eiseres stelt dat zij de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies niet kan verrichten omdat haar belastbaarheid hierin wordt overschreden op de punten van samenwerken en hand- en vingergebruik.
10. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de drie geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de in beroep aangepaste FML een nieuwe beoordeling in CBBS uitgevoerd. Alle in bezwaar geduide functies zijn volgens de arbeidsdeskundige onveranderd passend bij de krachten en bekwaamheden van eiseres. De wijzigingen in de FML leiden niet tot overschrijdingen van de belastbaarheid in de functies. Het verdienvermogen van eiseres is 72,03% gebleven.
11. Het beroep is ongegrond.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
12. Vanwege het in overweging 8. geconstateerde gebrek zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met wegingsfactor 1).