Op 8 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die ondersteuning ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. Dit college had op 26 april 2022 besloten om verzoeker zorg in natura toe te kennen door [zorgverlener 2] voor de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023. Verzoeker wilde echter dat de zorg werd verleend door [zorgverlener 1].
Tijdens de zitting op 8 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij verzoeker, zijn ouders en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ouders van verzoeker momenteel de zorg verlenen en dat dit zwaar voor hen is, maar dat dit onvoldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen. Bovendien werd duidelijk dat verweerder naar verwachting binnen afzienbare termijn een besluit op het bezwaar zou nemen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en dat het besluit van verweerder om [zorgverlener 2] aan te wijzen als zorgaanbieder niet evident onjuist is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.