ECLI:NL:RBMNE:2022:6162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
UTR 21/4645
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische en arbeidskundige geschiktheid van eiser in het kader van de WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser, die een uitkering ontving op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiser had verzocht om een herbeoordeling van zijn uitkering, omdat hij meende dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verhoogde zijn uitkering, maar eiser was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 66,43% en stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 mei 2022, waarbij eiser niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde en dochter wel. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de arbeidsdeskundige van het Uwv de gelegenheid te geven te reageren op aanvullende beroepsgronden van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn lichamelijke en psychische klachten, waaronder nek-, rug-, en schouderklachten, tinnitus en doofheid. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts de klachten adequaat had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de beoordeling zou kunnen ondermijnen.

De rechtbank concludeert dat de geselecteerde functies door de arbeidsdeskundige geschikt zijn voor eiser, ondanks zijn beperkingen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman op 16 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4645

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. E.D.B. Groeneweg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv),
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiser ontving een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25 tot 35%. Eiser heeft verzocht om een herbeoordeling omdat zijn gezondheid was verslechterd.
In het besluit van 18 januari 2021 heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat zijn WAO-uitkering per 6 mei 2020 wordt verhoogd. De WAO-uitkering wordt gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45 tot 55%. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Eiser wordt 66,43% arbeidsongeschikt geacht.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de dochter van eiser hebben aan de zitting deelgenomen. Eiser was niet aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om
de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv in de gelegenheid te stellen te reageren op het aanvullende beroepschrift van eiser van 9 mei 2022, waar het de arbeidskundige beroepsgronden betreft.
Het Uwv heeft een aanvullende rapportage van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 mei 2022 toegezonden. Eiser heeft hierop gereageerd met zijn brief van 28 mei 2022. Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Geschil en beoordelingskader

1. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser vindt dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij met zijn beperkingen volledig arbeidsongeschikt is. Ook vindt eiser dat hij de geselecteerde functies niet kan uitoefenen. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht beoordelen of het Uwv eiser terecht 66,43% arbeidsongeschikt heeft geacht. Het gaat daarbij om de medische toestand van eiser op 6 mei 2020 (de datum in geding).
2. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

Medische beoordeling
3. Volgens eiser is de medische beoordeling onjuist, omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen als gevolg van zijn nek-, rug-, been- en schouderklachten. Ook meent eiser dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn aanpassingsstoornis waarbij hij zich afvraagt of de diagnose juist is. Eiser vindt daarnaast dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn doofheid en dat ten onrechte niet de gevolgen van de toename van zijn klachten door tinnitus bij de beoordeling zijn betrokken. Eiser heeft daardoor slaapproblemen, concentratiestoornissen en last van vergeetachtigheid. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een meetrapport overgelegd van KNO Functiecentrum UMC Utrecht, gedateerd 14 april 2022.
4. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat over de gezondheidstoestand van eiser op 6 mei 2020. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en overweegt daartoe het volgende.
5. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medisch rapport heeft gebaseerd op dossieronderzoek, het medisch onderzoek in bezwaar op 11 augustus 2021 en de (medische) informatie van eisers behandelaren. Uit de stukken kan worden afgeleid dat alle relevante medische informatie door de verzekeringsartsen is betrokken in de beoordeling. Op basis daarvan is gemotiveerd welke beperkingen er zijn aangenomen.
Nek-, rug-, been- en schouderklachten
6. In haar rapport van 11 augustus 2021/13 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de nek-, rug, been- en schouderklachten van eiser onderkend. Zij vermeldt dat eiser pijnklachten in de nek heeft met uitstraling naar het achterhoofd en de beide schouders. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat de primaire verzekeringsarts rekening heeft gehouden met de verminderde belastbaarheid van de nek en rug van eiser door een beperking aan te nemen voor trillingsbelasting en door een duurbelastingbeperking aan te nemen voor het werken op een toetsenbord en muis. Eiser kan ongeveer vier uur per dag werken met een toetsenbord en muis. Eiser is ook beperkt geacht ten aanzien van buigen, frequent buigen tijdens het werk, zwaar duwen of trekken, zwaar tillen of dragen, hoofdbewegingen maken, lopen, staan, zitten, gebogen en of getordeerd actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn, het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk en klimmen.
7. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn deze beperkingen passend maar niet toereikend. Zij heeft eiser daarom aanvullend beperkt geacht ten aanzien van frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk, omdat dit belastend is voor zijn nek. Ook kan eiser alleen kort naar boven kijken, omdat hij anders duizelig wordt, en kan eiser niet meer dan 45 graden naar links en rechts kijken. Vanwege de chronische pijnklachten in zijn nek en rug, kan eiser niet meer dan vier uur per dag lopen.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt ook in haar rapport dat sprake is van aanhoudende chronische nek-, rug- en heupklachten bij eiser en dat sprake is van een stationaire toestand. Dit leidt zij af uit informatie van de huisarts van 5 maart 2016. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat het om eerder bekende informatie die geen aanleiding geeft om bij haar beoordeling een toename van beperkingen aan te nemen.
De rechtbank kan deze conclusie volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
Aanpassingsstoornis
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in haar rapport van
11 augustus 2021/13 oktober 2021 dat de primaire verzekeringsarts beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van de psychische belastbaarheid van eiser en dat deze beperkingen goed passen bij zijn aandoeningen. Volgens de primaire arts heeft eiser een verminderde stressbelastbaarheid. Hij is daarom aangewezen op werk dat geen veelvuldige deadlines of productiepieken heeft en werk zonder een verhoogd persoonlijk risico. Ook is eiser aangewezen op werk zonder leidinggevende aspecten en is hij beperkt op het omgaan met conflicten.
10. De diagnose aanpassingsstoornis is, volgens de brief van [naam] Centrum voor Transculturele Geestelijke Gezondheidszorg van 2 september 2021, gesteld door een psycholoog en een GZ-psycholoog. In haar rapport van 18 april 2022 overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover dat de diagnose aanpassingsstoornis goed past bij de situatie van eiser en dat het haar bevreemdt dat deze diagnose in twijfel wordt getrokken omdat de diagnose is gesteld bij een reguliere GGZ-instelling.
De rechtbank kan ook deze conclusies volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling van zijn psychische klachten
Tinnitus en doofheid
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in haar rapport van 11 augustus 2021/13 oktober 2021 dat de primaire arts in de FML van 17 november 2020 heeft aangegeven dat het gehoor van eiser links is verminderd en dat dit deels kan worden opgelost door een hoortoestel. Dit terwijl eiser rechts volledig doof is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom een aanvullende toelichting opgenomen in de FML van 9 september 2021 dat eiser rechts volledig doof is en hij in een lawaaierige omgeving niet goed kan horen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiser zelfstandig telefoneren en kan hij met het hoorapparaat goed horen, zoals haar is gebleken tijdens het onderzoek in bezwaar.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt ook dat sprake is van continue oorsuizen waardoor eiser last heeft van slaapproblemen, concentratiestoornissen, vergeetachtigheid en duizeligheid. Het gaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep om chronische problematiek. Dit leidt zij af uit informatie van de huisarts van 5 maart 2016. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat het om eerder bekende informatie die geen aanleiding geeft om bij haar beoordeling een toename van beperkingen aan te nemen.
13. De rechtbank kan deze conclusie volgen. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd op grond waarvan aannemelijk is dat de klachten van de tinnitus en de doofheid klachten door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderschat. Ook het door eiser in beroep overgelegde meetrapport van KNO Functiecentrum UMC Utrecht van 14 april 2022 leidt niet tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Het meetrapport van 14 april 2022 is van ver na de datum in geding.
Urenbeperking
14. Eiser voert ook aan dat een urenbeperking aangenomen moet worden vanwege zijn tinnitus, slaapgebrek en de bij hem operatief verwijderde nier. De rechtbank volgt eiser hierin niet en legt dit uit.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in haar rapport van
11 augustus 2021/13 oktober 2021 dat de primaire verzekeringsarts een urenbeperking heeft aangenomen in de FML van 17 november 2020 omdat eiser niet in de nacht kan werken vanwege het belang van een intact bioritme. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat deze urenbeperking voor eiser passend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen objectiveerbare medische informatie overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid of volledigheid van de medische beoordeling van zowel zijn fysieke als psychische klachten en die grond biedt voor het aannemen van een verdergaande urenbeperking.
16. Het is aan eiser om met een medische onderbouwing aannemelijk te maken dat de beperkingen op de datum in geding zoals die zijn vastgesteld door de verzekeringsarts te licht zijn. De rechtbank vindt dat eiser daarin niet is geslaagd en niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beperkingen die in de FML van 9 september 2021 staan niet goed zijn of dat daarmee niet genoeg rekening is gehouden met zijn beperkingen. Eiser heeft niet met nadere medische informatie onderbouwd dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek benoeming deskundige
18. Eiser heeft de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiser met de door hem aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Daarom is er bij de rechtbank geen twijfel over de juistheid van de medische beoordeling. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiser heeft zich in beroep laten bijstaan door zijn gemachtigde en heeft zijn beroep onderbouwd met argumenten en medische informatie. De rechtbank wijst het verzoek van eiser dan ook af.
Arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 september 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft drie voorbeeldfuncties voor eiser geselecteerd. Het gaat om de functies: Medewerker beddenreiniging, Samensteller kunststof en rubberproducten en Machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk).
20. Eiser vindt dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. De functie van medewerker beddenreiniging vereist alertheid, hulpvaardigheid en gastvrijheid en is niet geschikt voor eiser omdat hij niet alert is en de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Ook is overleg vereist en moeten er dagelijks routes worden gelopen tot 5,5 uur per dag waarbij karren en containers tegelijkertijd moeten worden geduwd of getrokken. Per uur moeten 20 tot 25 bedden worden gereinigd.
De functie van samensteller kunststof en rubberproducten is niet geschikt omdat ook in deze functie beheersing van de Nederlandse taal is vereist. Het gaat om productiewerk waarbij de werkzaamheden zittend worden verricht, met pneumatisch handgereedschap en waarbij veel hoofdbewegingen worden gemaakt.
De functie van machinaal metaalbewerker is niet geschikt omdat deze functie een goede oog-hand coördinatie, soepele vingers en nauwkeurig kunnen werken vereist. Eisers handen trillen en hij heeft geen soepele vingers.
21. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd in zijn geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde functies voor hem niet geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de drie functies geselecteerd op basis van de FML van 9 september 2021. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank er van uit dat die FML juist is. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij alle drie de functies voldoende heeft gemotiveerd dat de functies de aangenomen beperkingen niet overschrijden. In reactie op de aanvullende beroepsgronden van eiser van 9 mei 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het aanvullend rapport van 11 mei 2022 nader uitgebreid gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser en de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. De rechtbank kan deze motivering volgen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser in de FML van 9 september 2021 niet beperkt is geacht in het contact en omgaan met patiënten en geen beperkingen voor eiser zijn aangenomen in hand- en vingerbewegingen.
22. De rechtbank overweegt ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal dat het bij de functies van medewerker beddenreiniging en van samensteller kunststof en rubberproducten gaat om functies waarin geen groot beroep wordt gedaan op de Nederlandse taal. Bij de functie van medewerker beddenreiniging gaat het om eenvoudige mondelinge en of schriftelijke instructies via de meewerkend voorvrouw. Het overleggen met de voorvrouw of andere collega’s over de voortgang van werkzaamheden volstaat met een eenvoudige beheersing van de Nederlandse taal. Bij de functie van samensteller kunststof en rubberproducten gaat het om basaal Nederlands, waarbij woorden en korte zinnen bepaalde verrichtingen aan de te assembleren disposables aangeven. Daarbij komt nog dat de geselecteerde functies op laag niveau zijn waarvoor op basis van artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, ervan mag worden uitgegaan dat eiser de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal als bekwaamheid heeft, dan wel deze bekwaamheid binnen zes maanden kan verwerven. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat hij daartoe niet in staat is. De beroepsgrond slaagt niet.
23. Eiser heeft in zijn brief van 28 mei 2022 ook nieuwe beroepsgronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank is dit te laat en daarom in strijd met de goede procesorde. De rechtbank laat deze beroepsgronden daarom buiten beschouwing.
Bejegening door het Uwv
24. Voor zover eiser stelt dat de bejegening en de telefonische beantwoording van zijn vragen door het Uwv onvoldoende adequaat is geweest, kan eiser een klachtprocedure starten bij het Uwv. De gestelde bejegening kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de juistheid van de beoordeling door verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

25. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 september 2022.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.