ECLI:NL:RBMNE:2022:6198
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kadastrale grootte van percelen en de rol van de Bewaarder in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 25 augustus 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de besluiten van de Bewaarder van het Kadaster en de openbare registers beoordeeld. Eiseres heeft twijfels geuit over de kadastrale groottes van haar percelen, die zijn vastgesteld door de Bewaarder. De zaak begon met een klacht van eiseres op 6 mei 2021, waarin zij stelde dat de kadastrale grootte van een strook grond onjuist was vastgesteld. De Bewaarder heeft daarop een primair besluit genomen op 7 mei 2021, waarin de kadastrale grootte werd aangepast, maar eiseres bleef twijfelen aan de juistheid van deze metingen. Na een bezwaarprocedure en een herziening van de metingen, heeft de Bewaarder op 7 oktober 2021 een bestreden besluit genomen, waarin de kadastrale grootte opnieuw werd vastgesteld.
De rechtbank heeft op 7 februari 2022 de zaak behandeld en vastgesteld dat de Bewaarder niet adequaat had gereageerd op de twijfels van eiseres over de kadastrale grootte van het resterende perceel. De rechtbank oordeelt dat de Bewaarder de kadastrale grootte van de strook en het resterende perceel opnieuw moet vaststellen, en dat de eerdere besluiten niet voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De rechtbank bepaalt dat de kadastrale grootte van de strook 22m2 en van het resterende perceel 1721m2 moet worden opgenomen in de Basisregistratie Kadaster. Tevens wordt de Bewaarder verplicht om het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen die gelden voor bestuursorganen bij het vaststellen van kadastrale groottes en de noodzaak om adequaat in te gaan op bezwaren van betrokkenen.