In deze zaak gaat het om een verkeersbesluit van de gemeente IJsselstein dat op 9 maart 2021 aan eiser is medegedeeld, waarin het plaatsen van een publieke laadpaal en het aanwijzen van twee parkeerplekken voor elektrisch laden aan de [straat] in [woonplaats] werd aangekondigd. Eiser, die in de directe omgeving woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De bezwaarschriftencommissie adviseerde het college om het bezwaar gegrond te verklaren, omdat er geen inspraak was geweest voor de publicatie van het verkeersbesluit en de locatie niet op verzoek van omwonenden was aangewezen. Het college heeft echter het advies van de commissie genegeerd en het bezwaar ongegrond verklaard, wat eiser ertoe bracht beroep in te stellen.
De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college bij de beslissing op bezwaar niet voldoende rekening heeft gehouden met de argumenten van eiser over de locatie van de parkeerplekken. De rechtbank stelt vast dat de beleidsregels die van toepassing waren op het moment van de beslissing op bezwaar niet relevant zijn voor de beoordeling van het verkeersbesluit. De rechtbank concludeert dat het college een nieuwe belangenafweging moet maken, waarbij de argumenten van eiser over de locatie van de parkeerplekken moeten worden meegenomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en schorst het verkeersbesluit tot er een nieuwe beslissing op bezwaar is genomen. Eiser krijgt het griffierecht vergoed.
De rechtbank benadrukt dat het college zijn verantwoordelijkheid als bestuursorgaan niet heeft nageleefd door de locatiekeuze niet in de belangenafweging te betrekken. Dit is in strijd met de wettelijke systematiek rondom verkeersbesluiten, die vereist dat alle relevante belangen worden afgewogen. De rechtbank geeft aan dat de belangen van eiser in de tussentijd moeten prevaleren, wat leidt tot de schorsing van het verkeersbesluit.