ECLI:NL:RBMNE:2022:6604

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
UTR 22/5102
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Rotgans, had op 16 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door M. Notenboom, afgewezen in een besluit van 8 augustus 2022. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 28 november 2022, waar zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren, werd het verzoek behandeld. Eiser stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien hij al acht maanden geen bijstand ontving en daardoor zijn huur en andere verplichtingen niet kon betalen. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling voorlopig van aard is en dat de belangen van partijen gewogen moeten worden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van eiser tegen het bestreden besluit geen redelijke kans van slagen had, omdat de huidige aanvraag niet wezenlijk verschilde van een eerdere aanvraag die al was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit rechtmatig was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5102

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Rotgans),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)

(gemachtigde: M. Notenboom).

Inleiding

Verzoeker heeft op 16 juni 2022 een aanvraag gedaan voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
In het besluit van 8 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 november 2022 op zitting behandeld, tegelijkertijd met de zaak UTR 22/5101. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
De gemachtigde van verzoeker heeft medegedeeld dat de bewindvoerder van verzoeker toestemming heeft gegeven om deze procedure te voeren.

Overwegingen

2. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter bekijkt in deze procedure of het nodig is om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van het besluit op het bezwaar van verzoeker tegen het bestreden besluit. De voorzieningenrechter gaat na of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, en zij weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekster bij het treffen van de voorlopige voorziening.
4. Verzoeker vindt dat er sprake is van spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Hij voert onder meer aan dat hij al 8 maanden geen bijstand meer ontvangt en dat hij onder andere de huur en de bewindvoerder niet kan betalen. Ook heeft hij aangevoerd dat de energie is beëindigd per 24 september 2022. Ter onderbouwing van deze omstandigheden heeft verzoeker e-mails ingediend van zijn bewindvoerder en van de energieleverancier.
5. Uit wat door verzoeker over zijn financiële situatie naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat hij spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
6. De voorzieningenrechter moet vervolgens beoordelen of het bezwaar tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter stelt vast dat de aanvraag van verzoeker is afgewezen omdat een eerdere aanvraag van verzoeker van 28 april 2022 om bijstand al is afgewezen en verzoeker bij de huidige aanvraag geen nieuwe redenen heeft aangedragen om daar nu anders over te oordelen. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de aanvraag van 28 april 2022 heeft mogen afwijzen omdat het recht op bijstand niet is vast te stellen in verband met een bij verzoeker aangetroffen hennepkwekerij. [1] De voorzieningenrechter kan het standpunt van verweerder volgen dat niet is gebleken waarin de huidige aanvraag van 16 juni 2022 verschilt van die van 28 april 2022.
7. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar de voorlopige beoordeling van de voorzieningenrechter rechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.UTR 22/5101, 22/5104, 22/5148, en 22/5105.