ECLI:NL:RBMNE:2022:683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/4228
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van zorgindicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de afwijzing van een zorgindicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres, een 51-jarige vrouw met diverse lichamelijke aandoeningen, waaronder Sclerodermie en complicaties na een borstamputatie, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CIZ van 9 september 2021, waarin haar aanvraag voor zorg werd afgewezen. Eiseres stelt dat zij niet langer zelfredzaam is en dat haar medische klachten een indicatie voor 24-uurs zorg vereisen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het CIZ aanwezig waren. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het CIZ terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een zorgindicatie. De rechtbank baseert zich op medische adviezen die zijn opgesteld na een zorgvuldige beoordeling van de situatie van eiseres, inclusief een huisbezoek en hoorzitting. De rechtbank concludeert dat er geen medische noodzaak is voor 24-uurs zorg, aangezien eiseres in staat is om op onplanbare momenten hulp in te schakelen.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en wijst op de mogelijkheid voor partijen om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4228
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Heijnen),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Koedood).

Procesverloop

In het besluit van 23 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres niet aanmerking komt voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
In het besluit van 9 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Achtergrond
2. Eiseres is 51 jaar heeft verschillende lichamelijke aandoeningen, waaronder Sclerodermie, complicaties na een borstamputatie en slokdarm/darmproblemen. Daarnaast heeft eiseres last visuele en psychische problemen. Eiseres woont zelfstandig met een inwonende mantelzorger.
Standpunt verweerder
3. Verweerder heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een indicatie op grond van de Wlz en heeft de aanvraag afgewezen. Verweerder stelt onder verwijzing naar het medisch advies dat eiseres kan volstaan met het inschakelen van zorg op planbare momenten en dat eiseres in staat is om op onplanbare zorgmomenten adequaat om hulp te vragen.
Standpunt eiseres
4. Eiseres is het hier niet mee eens. Eiseres voert aan dat zij gelet op haar medische klachten niet langer zelfredzaam is. Eiseres wijst erop dat uit de beslissing van het Uwv om haar IVA-uitkering te verhogen volgt dat het Uwv de ernst van haar medische situatie erkent. Eiseres heeft in beroep aanvullende brieven van haar behandelaren overgelegd. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat deze brieven de al bij het CIZ bekende klachten bevestigen. Een deel van de zorg kan volgens eiseres opgevangen worden door planbare zorg. Er kunnen zich echter meerdere situaties voordoen waarbij eiseres de hulp niet kan afwachten of niet in staat is om (tijdig) te alarmeren. Er is daarom een reëel risico dat bij het niet kunnen inroepen van hulp een situatie ontstaat waarin sprake is van ernstig nadeel.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een indicatie op grond van de Wlz. De rechtbank legt dit hieronder uit.
6. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder zich baseren op de medische adviezen van 12 juli 2021 en 30 augustus 2021. Bij het opstellen van deze adviezen is de overgelegde informatie van de behandelaren van eiseres betrokken en eiseres is gezien bij de hoorzitting van 20 juli 2021. Ook heeft een huisbezoek bij eiseres thuis plaatsgevonden. Het onderzoek is hiermee zorgvuldig uitgevoerd. Ook zijn de adviezen inhoudelijk duidelijk en goed te begrijpen. De medisch adviseurs hebben de grondslag somatische aandoening vastgesteld. Uit het medisch advies volgt dat eiseres vanwege haar klachten dagelijkse zorg en begeleiding nodig heeft en dat opheffing van de gezondheidsproblematiek niet mogelijk is. Er kan echter niet worden vastgesteld dat er een medische noodzaak is voor 24-uur zorg in de nabijheid. Er is geen sprake van ernstige regieproblemen waardoor eiseres geen hulp kan inschakelen op de benodigde momenten. Ook zijn er geen medische bezwaren om de gevraagde hulp af te wachten. De rechtbank oordeelt dat verweerder, gelet op deze medisch adviezen, terecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende medische onderbouwing bestaat voor het standpunt van eiseres dat zij in aanmerking komt voor 24-uur zorg in de nabijheid of voor permanent toezicht. Hoe begrijpelijk en invoelbaar het ook is dat eiseres dit wenselijk acht.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2022 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier, en wordt ook gepubliceerd op rechtspraak.nl..
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.