ECLI:NL:RBMNE:2022:779
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken van een besluit en machtiging
Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/3772. De zaak betreft een beroep dat door eiser(es) is ingediend op 2 september 2021. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. Het beroepschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient iemand die in beroep gaat een kopie van het besluit in te dienen waartegen hij/zij bezwaar maakt. Dit was in dit geval niet gebeurd, wat leidde tot de conclusie dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kon behandelen.
De rechtbank heeft eiser(es) op 22 oktober 2021 en 23 november 2021 aangetekende brieven gestuurd met het verzoek om binnen vier weken een kopie van het besluit op te sturen. Deze brieven zijn echter niet door eiser(es) afgehaald en zijn geretourneerd. Op 13 december 2021 is een herinneringsbrief per gewone post verzonden, maar ook hierop heeft eiser(es) niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb.
Daarnaast heeft de rechtbank ook om een machtiging gevraagd, waaruit zou blijken dat [eiser 1] gemachtigd is om namens [eiser 2] op te treden. Ook deze machtiging is niet overgelegd. Om deze redenen heeft de rechtbank besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.