ECLI:NL:RBMNE:2022:876

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
UTR_21_1291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van besluit door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoekster, die in bezwaar en beroep was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verweerder had op 4 februari 2021 een besluit genomen, waartegen verzoekster in beroep ging. Op 25 oktober 2021 trok verweerder dit besluit in en verleende op 18 november 2021 alsnog de gevraagde omgevingsvergunning aan verzoekster, maar zonder proceskostenvergoeding voor de gemaakte kosten in bezwaar.

Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank oordeelde op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet had gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat leidde tot de conclusie dat verweerder geen bezwaar had tegen de vergoeding. De rechtbank berekende de proceskosten op € 2.600,-, gebaseerd op de punten voor het indienen van het bezwaarschrift, de hoorzitting, het beroepschrift en de zitting.

De rechtbank besliste dat verweerder dit bedrag aan verzoekster moest betalen, evenals het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J. Wolbrink en is openbaar gemaakt. Verzoekster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Raad van State binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1291
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Ossel).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 4 februari 2021 een besluit (de beslissing op bezwaar) genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 25 oktober 2021 heeft verweerder meegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 4 februari 2021 en dat hij dit besluit intrekt. Op
18 november 2021 heeft verweerder een nieuw besluit genomen en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog aan verzoekster verleend. Hierbij is geen proceskostenvergoeding toegekend voor de in bezwaar gemaakte kosten. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten in bezwaar en in beroep.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 2.600,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen. Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.600,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 8 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.