Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de op 24 februari 2022 door [gedaagde] overgelegde productie;
2.De feiten
3. Het geschil
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, een zorgorganisatie, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, die als cliënt onder begeleiding van eiseres woonde. De vordering was gebaseerd op de opzegging van de begeleidingsovereenkomst, die volgens eiseres ook de huurovereenkomst beëindigde. De gedaagde had zich echter niet gehouden aan de voorwaarden van de begeleidingsovereenkomst en vertoonde grensoverschrijdend gedrag, wat leidde tot een officiële waarschuwing van eiseres. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat er geen spoedeisend belang was en dat de huurovereenkomst niet beëindigd was door de opzegging van de begeleidingsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat de gedaagde zich zodanig had gedragen dat de opzegging van de begeleidingsovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter merkte op dat de aan gedaagde verweten gedragingen niet voldoende specifiek waren onderbouwd en dat er onvoldoende bewijs was geleverd van de overlast. Bovendien was er slechts één officiële waarschuwing gegeven, terwijl de huisregels van eiseres vereisten dat er twee waarschuwingen moesten worden gegeven voordat tot opzegging kon worden overgegaan. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat niet aannemelijk was dat in een bodemprocedure de ontruiming zou worden toegewezen.
De rechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldige documentatie en bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op de beëindiging van zorg- en huurovereenkomsten.