ECLI:NL:RBMNE:2022:892

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
9664999
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning in kort geding na beëindiging begeleidingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, een zorgorganisatie, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, die als cliënt onder begeleiding van eiseres woonde. De vordering was gebaseerd op de opzegging van de begeleidingsovereenkomst, die volgens eiseres ook de huurovereenkomst beëindigde. De gedaagde had zich echter niet gehouden aan de voorwaarden van de begeleidingsovereenkomst en vertoonde grensoverschrijdend gedrag, wat leidde tot een officiële waarschuwing van eiseres. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat er geen spoedeisend belang was en dat de huurovereenkomst niet beëindigd was door de opzegging van de begeleidingsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat de gedaagde zich zodanig had gedragen dat de opzegging van de begeleidingsovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter merkte op dat de aan gedaagde verweten gedragingen niet voldoende specifiek waren onderbouwd en dat er onvoldoende bewijs was geleverd van de overlast. Bovendien was er slechts één officiële waarschuwing gegeven, terwijl de huisregels van eiseres vereisten dat er twee waarschuwingen moesten worden gegeven voordat tot opzegging kon worden overgegaan. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat niet aannemelijk was dat in een bodemprocedure de ontruiming zou worden toegewezen.

De rechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt het belang van zorgvuldige documentatie en bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op de beëindiging van zorg- en huurovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9664999 MV EXPL 22-18 A/45353
Kort geding vonnis van 10 maart 2022
inzake
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.C.J. Oomen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.W. Veldhuijsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 14 februari 2022;
- de op 24 februari 2022 door [gedaagde] overgelegde productie;
- de spreekaantekeningen van [eiseres] ;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak is gehouden op 24 februari 2022. Namens [eiseres] zijn verschenen [A] en (digitaal via MS Teams) [B] , beiden werkzaam bij [eiseres] , bijgestaan door mr. Oomen. [gedaagde] , voornoemd, is verschenen, bijgestaan door mr. Veldhuijsen. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 juli 2021 huurt [gedaagde] van [eiseres] de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam] . [eiseres] huurt deze woning op haar beurt van woningbouwcorporatie [woningbouwcorporatie] . In de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is het volgende bepaald:
‘In aanmerking nemende dat:
a. [eiseres] is een zorgorganisatie die zich statutair ten doel stelt om zorg en begeleiding te leveren aan personen met een (ernstige) (psycho)sociale of psychiatrische kwetsbaarheid, waaronder mede valt het verschaffen en in stand houden van een begeleidende woonvorm. [eiseres] tracht dit doel onder andere te bereiken door woonruimte te verhuren aan tot haar doelgroep behorende personen, onder de voorwaarden zoals onder meer in deze overeenkomst is vastgelegd.
b. Tussen [eiseres] en huurder bestaat in het verlengde van het bepaalde onder sub a. een begeleidingsovereenkomst, hierna te noemen: ‘begeleidingsovereenkomst’, welke alsbijlage 4aan de onderhavige huurovereenkomst is gehecht. De onderhavige huurovereenkomst en de begeleidingsovereenkomst dienen als één geheel van samenhangende overeenkomsten te worden beschouwd.
(…)
Artikel 3 Duur, verlenging en opzeggingDeze huurovereenkomst wordt per 01-07-2021 aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot het tijdstip dat de begeleidingsovereenkomst tussen huurder en [eiseres] eindigt dan wel tot het tijdstip dat huurder niet langer kwalificeert als zorgbehoevend zoals in artikel 1 bepaald. (…).
(…)
Artikel 13 Beëindiging huurovereenkomstDe huurovereenkomst eindigt in alle gevallen als genoemd in de begeleidingsovereenkomst. In verband met het bepaalde in de considerans van de onderhavige overeenkomst en het bepaalde in artikel 1 betreffende de kwaliteitseis betekent het einde van de begeleidingsovereenkomst het gelijktijdig einde van de onderhavige huurovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst (…).
2.2.
De begeleidingsovereenkomst, waar in de hiervoor geciteerde bepalingen uit de huurovereenkomst naar wordt verwezen, bevindt zich niet als bijlage bij de huurovereenkomst en is niet door partijen ondertekend. De begeleidingsovereenkomst was ook niet aanwezig ter gelegenheid van de ondertekening door partijen van de huurovereenkomst.
2.3.
Bij brief van 3 november 2021 heeft [eiseres] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
‘Hierbij geven wij u een officiële waarschuwing. De aanleiding voor deze waarschuwing is ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag tegenover uw buren en andere bewoners van het appartementencomplex aan het [straatnaam] te [plaatsnaam] .
(…)
[eiseres] is daarom gerechtigd de huurovereenkomst en de bijbehorende begeleidingsovereenkomst met u te beëindigen, indien u de komende tijd niet alsnog uw verantwoordelijkheden uit de overeenkomsten nakomt en uw gedrag verbetert. U krijgt daarom van ons een eerste officiële waarschuwing.
Indien u naar aanleiding van deze waarschuwing uw verantwoordelijkheden niet nakomt of niet kan nakomen, zullen wij ons genoodzaakt zien de volgende stap te zetten om de huurovereenkomst en bijbehorende begeleidingsovereenkomst te beëindigen.’
2.4.
Op 25 november 2021 is [gedaagde] aangehouden door de politie.
2.5.
Bij brief van 8 december 2021 heeft [eiseres] het volgende aan [gedaagde] geschreven:
‘Op 3 november 2021 heeft u een officiële waarschuwing gekregen. Reden daarvoor was, dat u ernstig grensoverschrijdend gedrag had vertoond. U had in uw woning hakenkruizen opgehangen, die zichtbaar waren voor omwonenden. U had folders van wapens in de brievenbussen van omwonenden gedaan. U deed jegens omwonenden anarchistische uitspraken. Dat alles leidde tot grote onrust in uw directe woonomgeving, maar ook bij [woningbouwcorporatie] , die eigenaar is van uw woning en ook van de woningen van de omwonenden.
(…)
In de eerste weken na deze officiële waarschuwing heeft u uw gedrag veranderd; althans het bleef rustig in uw directe omgeving. Op 25 november jl. bent u echter door de politie aangehouden in verband met stelselmatig opruiend gedrag en opruiende uitingen.
U heeft zich aanvankelijk tegen uw aanhouding verzet, waardoor u pas na assistentie van een politiehelikopter bent opgepakt door de politie. Uw opruiend gedrag heeft groot [sic] impact op uw directe woonomgeving en brengt een enorm gevoel van onveiligheid in uw directe woonomgeving te weeg. [woningbouwcorporatie] heeft ons laten weten, dat [eiseres] onmiddellijk maatregelen moet nemen, omdat u niet in staat bent om zelfstandig met ambulante begeleiding van [eiseres] te wonen.
(…) Uw grensoverschrijdend gedrag in de afgelopen maand maakt echter duidelijk dat u niet bereid bent om mee te werken aan een noodzakelijke gedragsverandering. Gelet op de grote impact daarvan op uw directe woonomgeving kan [eiseres] dat niet langer tolereren. Daarom zijn wij genoodzaakt de begeleiding van u te beëindigen. Die beëindiging baseren wij op artikel 27, lid 1 onder d en artikel 30, lid 1 onder b en onder c van de Algemene Leveringsvoorwaarden GGZ 2017. Met het einde van de begeleiding eindigt ook de huurovereenkomst op grond van artikel 3 en artikel 13, lid 1 van de huurovereenkomst.
De (mondelinge) begeleidingsovereenkomst tussen u en [eiseres] wordt met deze brief opgezegd. Daarbij nemen wij een opzegtermijn van 1 maand in acht overeenkomstig artikel 27, lid 2 van de Algemene Leveringsvoorwaarden GGZ 2017. Dat betekent, dat de begeleidingsovereenkomst eindigt op 07 januari 2022. De huurovereenkomst eindigt op diezelfde datum. Op die datum moet u uw woning ontruimd hebben. (…).’
2.6.
Op 31 december 2021 is [gedaagde] aangehouden op verdenking van mishandeling in de rechtszaal tijdens een strafzitting. [gedaagde] zat ten tijde van de mondelinge behandeling nog in voorlopige hechtenis.
2.7.
[gedaagde] heeft de woning niet ontruimd.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – in kort geding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, veroordeling van [gedaagde] om de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] – samengevat – het volgende. [eiseres] begeleidt mensen met psychische en psychosociale kwetsbaarheid of problemen met middelengebruik en verslaving. [gedaagde] heeft een verleden met alcoholverslaving en als gevolg daarvan ernstige escalaties in zijn gedrag. Hij is meerdere malen in aanraking geweest met politie en justitie. In het kader van de begeleiding die door [eiseres] aan [gedaagde] wordt geboden, verhuurt [eiseres] de woning aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam] aan [gedaagde] . De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten tot het tijdstip dat de begeleidingsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] eindigt dan wel tot het tijdstip waarop [gedaagde] niet langer kwalificeert als zorgbehoevend. De huurovereenkomst is nadrukkelijk gekoppeld aan de begeleidingsovereenkomst en daarmee onlosmakelijk verbonden. Het zorgelement overheerst. De begeleidingsovereenkomst is mondeling tot stand gekomen, omdat deze ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst niet voorhanden was en [gedaagde] nadien heeft geweigerd mee te werken aan de totstandkoming van een schriftelijke overeenkomst. Met [gedaagde] is wel besproken dat hij door ondertekening van de huurovereenkomst instemde met de begeleiding en dat hij alleen om die reden in aanmerking is gekomen voor deze woning. Bij beëindiging van de begeleidingsovereenkomst eindigt ook de huurovereenkomst. [gedaagde] vertoont (vaak onder invloed van alcohol) stelselmatig grensoverschrijdend gedrag. Zo heeft hij zichtbaar in zijn woning hakenkruizen opgehangen, folders van wapens bij omwonenden in de brievenbus gedeponeerd, jegens omwonenden anarchistische en seksueel getinte uitspraken gedaan en schreeuwt hij van zijn balkon. [eiseres] heeft [gedaagde] daarvoor op 3 november 2021 schriftelijk gewaarschuwd. Desondanks is [gedaagde] op 25 november 2021 door de politie aangehouden in verband met stelselmatig opruiend gedrag. Het gedrag van [gedaagde] heeft grote impact op de directe woonomgeving en brengt een groot gevoel van onveiligheid bij de omwonenden teweeg, hetgeen heeft geleid tot het regelmatig indienen van klachten bij [woningbouwcorporatie] . [woningbouwcorporatie] heeft bij [eiseres] aangedrongen op een beëindiging van de begeleidings- en daarmee de huurovereenkomst. [eiseres] is voor de huisvesting van haar cliënten afhankelijk van de (goede) relatie met woningbouwcorporaties. [eiseres] is van mening dat [gedaagde] niet langer in de woning kan blijven wonen en heeft bij brief van 8 december 2021 de begeleidingsovereenkomst opgezegd. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat door de opzegging van de begeleidingsovereenkomst ook de daaraan gekoppelde huurovereenkomst is geëindigd, zodat beide overeenkomsten op 7 januari 2022 zijn geëindigd en [gedaagde] sindsdien geen recht of titel heeft om in de woning te verblijven. Sinds 31 december 2021 zit [gedaagde] in detentie vanwege een verdenking van mishandeling in de rechtszaal tijdens een strafzitting. [gedaagde] heeft volgens [eiseres] een intensievere behandeling nodig, bestaande uit een traject voor agressieregulatie en behandeling voor zijn alcoholverslaving. Zolang die trajecten niet succesvol zijn afgerond, is [gedaagde] niet in staat om zelfstandig te wonen. [gedaagde] weigert de woning vrijwillig te verlaten. [eiseres] wil de woning inzetten voor een andere cliënt die op de wachtlijst staat.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als primaire conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. Subsidiair vraagt [gedaagde] om een ontruimingstermijn van twee maanden.
3.4.
[gedaagde] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. Ten eerste betwist hij dat er sprake is van een spoedeisend belang. Daarnaast voert hij aan dat het begeleidingselement niet overheerst, zodat [gedaagde] huurbescherming geniet en de huurovereenkomst niet eindigt door opzegging van de begeleidingsovereenkomst. Ook betwist [gedaagde] een aantal van de aan hem verweten gedragingen en voert hij aan dat hij zich niet zodanig heeft gedragen dat dit een opzegging van de begeleidingsovereenkomst rechtvaardigt. Bovendien heeft [eiseres] hem slechts één keer gewaarschuwd, hetgeen niet strookt met de huisregels. Van een behoorlijke nazorg door [eiseres] is geen sprake. Ontruiming heeft voor [gedaagde] desastreuse gevolgen, omdat hij een zorgbehoefte heeft en bij een ontruiming op straat komt te staan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang vereist. Wanneer de kantonrechter [eiseres] zou volgen in haar stelling dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt, zoals hiervoor omschreven onder randnummer 3.2, en voor ernstige onrust en onveiligheidsgevoelens heeft gezorgd in de directe woonomgeving, dan heeft [eiseres] er naar het oordeel van de kantonrechter een spoedeisend belang bij dat de woning wordt ontruimd. Dat [gedaagde] op dit moment nog in voorlopige hechtenis zit, doet daar niet aan af. Op 9 maart 2022 wordt immers de gevangenhouding van [gedaagde] in hoger beroep behandeld, gelijktijdig met een schorsingsverzoek, zodat er een reële kans bestaat dat [gedaagde] op korte termijn vrijkomt en terugkeert naar de woning.
4.2.
In het kader van dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door als voorlopige voorziening [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een begeleidingsovereenkomst tot stand is gekomen, ondanks dat deze niet op schrift is gesteld. Tussen partijen is wel in geschil of het verzorgingselement overheerst en [gedaagde] een beroep toekomt op huurbescherming, alsook de vraag of [eiseres] de begeleidingsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter zal allereerst beoordelen of aannemelijk is dat in een (eventueel aan te spannen) bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [eiseres] in redelijkheid de begeleidingsovereenkomst heeft mogen beëindigen. Indien het antwoord op deze vraag ontkennend luidt, dan kan de ontruimingsvordering niet worden toegewezen op grond van de door [eiseres] aangevoerde rechtsgrondslag, namelijk dat door opzegging van de begeleidingsovereenkomst ook de huurovereenkomst eindigt. In dat geval behoeft de vraag of het verzorgingselement duidelijk overheerst, waardoor de huurbeschermingsbepalingen buiten toepassing zouden blijven, geen verdere bespreking.
4.4.
In de opzeggingsbrief van 8 december 2021 heeft [eiseres] de begeleidingsovereenkomst opgezegd, waarbij zij zich heeft gebaseerd op artikel 27 lid 1 onder d en artikel 30 lid 1 onder b en c van de Algemene Leveringsvoorwaarden GGZ 2017 (hierna: de algemene voorwaarden GGZ). [gedaagde] heeft niet betwist dat deze artikelen op de begeleidingsovereenkomst van toepassing zijn en heeft betoogd dat van een situatie zoals omschreven in deze artikelen geen sprake is. Nu een schriftelijke begeleidingsovereenkomst ontbreekt en partijen het over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden GGZ kennelijk eens zijn, althans in ieder geval voor wat betreft de bepalingen ter zake de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst, zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij deze artikelen voor wat betreft de toetsing van het gedrag van [gedaagde] in relatie tot de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst.
4.5.
In artikel 27 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden GGZ is bepaald dat de begeleidingsovereenkomst eindigt na een eenzijdige opzegging door de zorginstelling met inachtneming van artikel 30. In artikel 30 lid 1 onder b is bepaald dat de zorginstelling gerechtigd is de overeenkomst op te zeggen, indien de cliënt herhaaldelijk diens verantwoordelijkheden uit de overeenkomst niet nakomt, daarop herhaaldelijk is aangesproken maar hij zijn gedrag niet verandert en dit heeft geleid tot een zodanige situatie dat het voortduren van de overeenkomst in redelijkheid niet langer van de zorginstelling kan worden gevergd. In artikel 30 lid 1 onder c is bepaald dat de zorginstelling de overeenkomst kan opzeggen indien de cliënt zodanig ernstige strafbare feiten begaat die een duidelijke weerslag hebben op de relatie met de zorgverleners of de medecliënten, dat het voortduren van de overeenkomst in redelijkheid niet langer van de zorginstelling kan worden gevergd.
4.6.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] zich zodanig heeft gedragen dat dit, gelet op de hiervoor weergegeven maatstaven, een opzegging van de begeleidingsovereenkomst op 8 december 2021 rechtvaardigt. Het is de kantonrechter onvoldoende duidelijk geworden wat de aan [gedaagde] verweten (al dan niet strafbare) gedragingen precies behelzen. [eiseres] heeft overwegend slechts in algemene bewoordingen het volgens haar laakbare gedrag van [gedaagde] omschreven, namelijk in termen als het vertonen van ‘stelselmatig grensoverschrijdend en opruiend gedrag’ en het doen van ‘anarchistische en seksueel getinte uitspraken’. Dit is onvoldoende specifiek. Met betrekking tot de vermeende gedragingen die wel zijn gespecificeerd, namelijk het zichtbaar in de woning ophangen van hakenkruizen, het deponeren van folders van wapens in de brievenbussen van omwonenden en het schreeuwen vanaf zijn balkon, heeft te gelden dat [gedaagde] dit gemotiveerd heeft betwist. Enige onderbouwing van deze specifieke gedragingen ontbreekt, bijvoorbeeld aan de hand van beeldmateriaal, overlegging van de verspreide folders, schriftelijke klachten van omwonenden, een logboek van de overlastmeldingen, aangiftes, tenlasteleggingen, een afschrift van geplaatste berichten op social media en/of een zienswijze van [woningbouwcorporatie] . Een nader onderzoek naar de aan [gedaagde] verweten en door hem betwiste gedragingen gaat het kader van dit kort geding te buiten.
4.7.
De gedragingen van [gedaagde] die tijdens de mondelinge behandeling wel zijn vast komen te staan, betreffen het in brievenbussen van omwonenden deponeren van rozen, kerstkaartjes met daarop de tekst dat [gedaagde] klaar is met Nederland en brochures over het optreden van de politie, het in zijn woning ophangen van posters/pamfletten met een adelaar en een ‘illuminati symbool’ en het omstreeks de jaarwisseling door [gedaagde] op sociale media geplaatste bericht dat – naar de kantonrechter heeft begrepen – inhield dat hij (ondanks een verbod) zal zorgen voor vuurwerk, Dit gedrag kan weliswaar als ongelukkig en/of maatschappelijk onwenselijk worden bestempeld, echter rechtvaardigt dit naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter, bezien in het licht van voornoemde maatstaven uit de algemene voorwaarden GGZ, nog niet de opzegging van de begeleidingsovereenkomst. [gedaagde] heeft er bovendien terecht op gewezen dat hij slechts eenmaal schriftelijk door [eiseres] is gewaarschuwd, terwijl in de bij de huurovereenkomst behorende huisregels is bepaald dat twee officiële waarschuwingen (‘gele kaarten’) leiden tot een opzegging van de huur- en begeleidingsovereenkomst. Ook artikel 30 lid 1 onder b van de algemene voorwaarden GGZ bepaalt dat het moet gaan om het zonder resultaat herhaaldelijk aanspreken van de cliënt. Dat dit voldoende is gebeurd, heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd. [eiseres] heeft nog aangevoerd dat een ontruimingsvonnis bij de betrokken instanties de druk op het vinden van een nieuwe woning zal vergroten, echter kan deze stelling niet bijdragen aan de conclusie dat een opzegging van de begeleidingsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorshands van oordeel dat [eiseres] op 8 december 2021 de begeleidingsovereenkomst niet in redelijkheid heeft kunnen opzeggen, zodat de huurovereenkomst niet op die grond is geëindigd. Daarmee is niet aannemelijk dat in een bodemprocedure op deze grond een ontruiming zal worden toegewezen, zodat de ontruiming in dit kort geding wordt afgewezen. De vraag of het verzorgingselement overheerst laat de kantonrechter thans in het midden, nu dit de uitkomst van deze procedure niet zal veranderen.
4.9.
Een belangenafweging maakt niet dat de kantonrechter tot een ander oordeel komt. Mede gelet op het ontbreken van de aannemelijkheid dat de ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen, weegt het belang van [gedaagde] , dat is gelegen in het blijven wonen in de woning en het voorkomen van dakloosheid, op tegen het belang van [eiseres] , dat is gelegen in het voorkomen van nieuwe overlast (voor zover dat in dit kort geding vast is komen te staan) en het op korte termijn kunnen verhuren van de woning aan een andere cliënt met een zorgvraag.
4.10.
De kantonrechter merkt nog op dat [gedaagde] en zijn advocaat ter zitting hebben verklaard dat zij het met [eiseres] eens zijn dat de woning eigenlijk geen geschikte plek is voor [gedaagde] . [gedaagde] heeft ook toegelicht dat hij op zoek is naar alternatieve woonruimte en begeleiding. Dit doet echter niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen, maar kan dat kan op enig moment wel ertoe leiden dat [gedaagde] de woning zal moeten verlaten. Het is dan ook zaak dat partijen zich (blijven) inzetten om alternatieve woonruimte en passende zorg en begeleiding te regelen.
4.11.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2022.