ECLI:NL:RBMNE:2022:902
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen Uwv
Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Staal, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. E Witte. Deze uitspraak betreft een verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep tegen een beslissing van het Uwv.
Het Uwv had op 7 juli 2021 een beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard. Verzoekster ging hiertegen in beroep. Op 8 februari 2022 heeft het Uwv echter een gewijzigde beslissing genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard. Hierdoor trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het Uwv op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een vergoeding van de proceskosten aan verzoekster diende te betalen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast wees de rechtbank erop dat het Uwv verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.