ECLI:NL:RBMNE:2022:939

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
16/011206-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in strafzaak; immateriële schadevergoeding niet mogelijk op basis van artikel 533 Sv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van de verzoeker, die in een strafzaak was betrokken. De officier van justitie had eerder besloten om de verzoeker niet verder te vervolgen, wat onherroepelijk was geworden. De verzoeker had een verzoekschrift ingediend waarin hij verzocht om vergoeding van verschillende kosten, waaronder de kosten van een raadsvrouw, kosten voor een second opinion, schade door tijdverzuim en immateriële schade als gevolg van een onterechte verdenking van kindermishandeling. De rechtbank heeft het verzoek op 15 februari 2022 behandeld in openbare raadkamer, waarbij de verzoeker, zijn advocaat en de officier van justitie zijn gehoord.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op vergoeding van de kosten van de raadsvrouw en de kosten van de second opinion, evenals de schade door tijdverzuim. Echter, de rechtbank wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering geen grondslag biedt voor vergoeding van immateriële schade in dit geval. De rechtbank benadrukte dat de wet enkel ruimte biedt voor schadevergoeding die voortvloeit uit vrijheidsbeneming, en aangezien de verzoeker niet in verzekering was gesteld, kon er geen immateriële schadevergoeding worden toegekend. De rechtbank besloot uiteindelijk een totaalbedrag van € 6.158,92 aan de verzoeker toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand en andere vergoedingen, en € 680,- voor de kosten van de raadsvrouw. Het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
parketnummer : 16-011206-21
raadkamernummer : 21-020008
datum : 1 maart 2022
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. H.M.G. Peters advocaat te Utrecht, (Postbus 9769, 3506 GT Utrecht),
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 29 september 2021 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden. De door de officier van justitie aan de niet (verdere) vervolging verbonden voorwaarden zijn vervuld.

Procedure

Het verzoekschrift is op 22 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 15 februari 2022 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de verzoeker, de advocaat, mr. H.M.G. Peters en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van:
- de kosten van een raadsvrouw in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer, van in totaal € 5.648,65 (met facturen van mr. H.M.G. Peters onderbouwd);
- de kosten van het laten uitvoeren van een second opinion van € 6.500,-;
- de schade als gevolg van het tijdverzuim door de behandeling op de terechtzitting tot een bedrag van € 84,60;
- de immateriële schade wegens een onterechte verdenking van kindermishandeling als gevolg waarvan de kinderen uit huis zijn geplaatst en wegens de inzet van zeer vergaande bijzondere opsporingsmiddelen, ter hoogte van € 61.166,25 (bij toepassing van correctiefactor 5);
- de kosten van een raadsvrouw voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoek.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. Artikel 530 Sv biedt geen wettelijke basis voor vergoeding van de immateriële schade, zoals die door verzoeker wordt verzocht. Het artikel ziet alleen op schadevergoeding als gevolg van (onterechte) inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis. Verzoeker is niet in verzekering gesteld. De overige gestelde en onderbouwde kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Daarbij dient er rekening mee te worden gehouden dat de partner van verzoeker, [A] , om vergoeding van (deels) dezelfde kosten heeft verzocht in de procedure met het nummer 21/020014.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd.
Een vergoeding voor deze kosten kan ook worden toegekend als de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht die gronden aanwezig voor een deel van het verzochte.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor de kosten van de raadsvrouw. De opgegeven kosten worden onderbouwd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties.
Verder komen de kosten van de second opinion voor vergoeding in aanmerking omdat deze kosten zijn gemaakt ten behoeve van het onderzoek naar aanleiding van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Hetzelfde geldt voor de kosten ten gevolge van tijdsverzuim.
Omdat de partner van verzoeker ook een verzoek heeft ingediend voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en de kosten voor het laten uitvoeren van een second opinion (het gaat om dezelfde kosten) zal de rechtbank aan ieder de helft toewijzen en de andere helft afwijzen.
De rechtbank zal een vergoeding van in totaal € 6.158,92 toekennen voor:
kosten rechtsbijstand € 2.824,32
kosten second opinion € 3.250,-
kosten van tijdverzuim € 84,60
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat zonder meer voorstelbaar is dat de ernstige verdenking, met als gevolg de uithuisplaatsing van de kinderen van verzoeker en zijn partner [A] (rekest 21/020014) en daarnaast ook de inzet van bijzondere opsporingsmethoden een zeer grote impact hebben gehad en zeer waarschijnlijk hebben geleid tot immateriële schade. De rechtbank ziet zich echter voor de vraag geplaatst of deze procedure in het strafrecht (een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 533 Sv) de mogelijkheid geeft om immateriële schade te vorderen die het gevolg is van een verdenking en de negatieve gevolgen daarvan. De rechtbank beantwoordt deze vraag negatief.
Redengevend daarvoor is dat uit de tekst en toelichting van artikel 533 Sv blijkt in welke gevallen een schadevergoeding kan worden toegekend, en wat in dergelijke gevallen heeft te gelden als ‘schade’ die voor vergoeding in aanmerking komt. De regeling van artikel 533 Sv beperkt zich tot schade die is ontstaan door strafvorderlijke vrijheidsbeneming; die basis is aanmerkelijk smaller dan (schade ontstaan door) de strafrechtelijke vervolging als zodanig. De grondslag van de schadevergoeding moet dus liggen in de vrijheidsbeneming en niet in de vervolging als zodanig.
De rechtbank stelt voorop dat ten aanzien van verzoeker geen sprake is geweest van vrijheidsbeneming zodat de immateriële schade om die reden niet op grond van artikel 533 Sv kan worden vergoed. De wet biedt geen opening voor toekenning van toekenning van immateriële schadevergoeding op basis van de aangevoerde gronden zonder enige link met (onterechte) vrijheidsbeneming, en ook in de wetsgeschiedenis is daarvoor geen ruimte te vinden. De rechtbank kan daar dus ook niet aan voorbij gaan.
Indien verzoeker in aanmerking wil komen voor vergoeding van de immateriële schade dient hij zich te wenden tot de civiele rechter.
Kosten indienen en behandelen verzoek
De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 680,- toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek.
Gelet op de wijze waarop het verzoekschrift is opgesteld zal een bedrag van in totaal € 6.158,92 aan verzoeker worden vergoed en zal een bedrag van € 680,- worden vergoed aan de raadsvrouw.

Beslissing

De rechtbank
  • kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 6.158,92.
  • beveelt de griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 1] , t.n.v. [verzoeker] , o.v.v. schadevergoeding [verzoeker] /verzoek schadevergoeding;
  • kent aan de raadsvrouw van verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 680,-;
  • beveelt de griffier van deze rechtbank voormeld bedrag aan verzoeker uit te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer 2] , t.n.v. Advocatenkantoor Peters, o.v.v. schadevergoeding [verzoeker] /OM – opstellen verzoek.
  • Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. N.P.J. Janssens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 01 maart 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.