ECLI:NL:RBMNE:2022:987

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/3780
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden wegens twijfel aan betrouwbaarheid van eiseres na verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de korpschef van politie. Eiseres had toestemming gekregen om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, maar deze toestemming werd op 26 april 2021 ingetrokken door de korpschef. De reden voor de intrekking was dat eiseres als verdachte was aangemerkt in verband met een verkeersongeval op 18 september 2020, waarbij zij de plaats van het ongeval had verlaten zonder haar identiteit bekend te maken. De korpschef oordeelde dat eiseres onvoldoende betrouwbaar was om werkzaamheden in de beveiliging te verrichten.

Eiseres was het niet eens met de intrekking en voerde aan dat het een eenmalige misstap betrof waarvoor zij al was veroordeeld tot een geldboete. Ze stelde dat ze van haar fout had geleerd en dat de intrekking van de toestemming grote nadelige gevolgen voor haar had, waaronder verlies van haar baan en inkomen. De rechtbank oordeelde echter dat aan medewerkers in de beveiligingsbranche hogere eisen worden gesteld en dat verkeersdelicten, die de veiligheid betreffen, meegewogen mogen worden in de beoordeling van de betrouwbaarheid.

De rechtbank concludeerde dat de korpschef terecht had geconcludeerd dat eiseres niet over de benodigde betrouwbaarheid beschikte. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de toestemming niet onevenredig was en dat eiseres in de toekomst opnieuw een aanvraag kon indienen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3780

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.R. Waaijer),
en

De korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.C. Schoondermark).

Procesverloop

In het besluit van 26 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder de toestemming voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden door eiseres ingetrokken.
In het besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 18 juli 2019 is aan [bedrijf] te 's-Hertogenbosch toestemming verleend om beveiligingswerkzaamheden door eiseres te laten verrichten. [1] Op 26 april 2021 is deze toestemming door verweerder ingetrokken. [2] De reden hiervoor is dat eiseres is aangemerkt als verdachte van het veroorzaken van een verkeersongeval op 18 september 2020 waarbij eiseres de plaats van het ongeval heeft verlaten, zonder haar identiteit of die van het voertuig bekend te maken. [3] Volgens verweerder is eiseres door dit feit onvoldoende betrouwbaar gebleken om voor een beveiligingsorganisatie werkzaamheden te verrichten, dan wel onvoldoende betrouwbaar om de belangen van de veiligheidszorg of goede naam van de bedrijfstak niet te schaden. Dit betekent dat eiseres geen beveiligingswerkzaamheden meer mag verrichten. [4]
Standpunt eiseres
2. Eiseres is het niet eens met de intrekking van de toestemming. Zij wijst er op dat zij een eenmalige stommiteit heeft begaan, waarvoor zij haar straf al heeft ondergaan. Zij is namelijk veroordeeld door de politierechter tot het betalen van een boete van € 400,-, waarvan € 150,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Volgens eiseres heeft zij van haar fout geleerd en heeft zij daarvan spijt betuigd. Eiseres merkt daarbij nog op dat zij een buitengewoon integer en voorzichtig persoon is. Ook meent eiseres dat nu dit strafbare feit door de politierechter is afgedaan met een geldboete, er geen sprake is van een ernstige aantasting van de rechtsorde. Volgens eiseres houdt het strafbare feit ook geen rechtstreeks en direct verband met haar werkzaamheden als beveiliger en is het risico op recidive bijzonder klein.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat de intrekking voor haar grote nadelige gevolgen heeft. Zij is haar baan en inkomen kwijtgeraakt en kan haar studieschuld van € 4.000,- nu niet meer afbetalen. Ook kan zij geen financiële bijdrage meer leveren aan haar ouders en het gezin, wat zij voorheen wel deed. Bovendien worden haar persoonlijke ontwikkeling en haar ontwikkeling op de arbeidsmarkt door de intrekking doorkruist. Volgens eiseres zijn haar belangen niet voldoende meegewogen door verweerder.
Oordeel van de rechtbank
3. Volgens vaste rechtspraak mogen aan medewerkers in de beveiligingsbranche hogere eisen worden gesteld dan aan medewerkers in andere betrekkingen. [5] Van een beveiliger mag verwacht worden dat hij of zij waakt over de veiligheid van personen.
Verweerder mag ook verkeersdelicten, die juist gaan over veiligheid, betrekken in de beoordeling naar de betrouwbaarheid.
4. Vast staat dat eiseres artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft overtreden. Eiseres heeft een verkeersongeval veroorzaakt en vervolgens de plaats van het ongeval verlaten, zonder haar identiteit achter te laten. Eiseres heeft dit erkend en zij is ook door de strafrechter veroordeeld voor dit misdrijf. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit misdrijf wel degelijk worden aangemerkt als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Dat de politierechter eiseres ‘slechts’ een geldboete heeft opgelegd, maakt dit niet anders, gelet op de aard van het misdrijf. Het betrof bovendien een vrij ernstig ongeval waar meerdere auto’s bij betrokken waren die schade hebben geleden. Ook moest er medische hulp ter plaatse komen om de slachtoffers van het ongeval te onderzoeken. Eiseres had haar verantwoordelijkheid moeten nemen en ter plaatse moeten blijven.
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat ook de overige omstandigheden in deze zaak afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van eiseres. Eiseres heeft in eerste instantie tegenover de politie verklaard dat zij geen auto heeft geraakt, ook geen schade had waargenomen en dat zij daarom is doorgereden naar haar werk. Gelet op de hiervoor weergegeven situatie had het op de weg van eiseres gelegen om ter plaatse te blijven. Dat eiseres ten tijde van het ongeval paniek en stress heeft ervaren, zoals zij tijdens de zitting aangaf, doet daar niet aan af. Eiseres heeft dit pas tijdens de zitting aangevoerd en een verdere onderbouwing hiervan ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van haar handelen. Eiseres heeft bovendien langere tijd geen verantwoordelijkheid genomen voor wat er is gebeurd, ook niet nadat de ernst van de situatie haar duidelijk was geworden tijdens het verhoor bij de politie in november 2020. Zo heeft zij in haar zienswijze van 29 maart 2021 en in haar bezwaarschrift van 7 juni 2021 nog ontkend dat zij een strafbaar feit heeft gepleegd. Verweerder heeft terecht overwogen dat ook dit afbreuk doet aan haar betrouwbaarheid. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat het tijdsverloop sinds het feit nog te kort is om de conclusie te kunnen trekken dat er geen kans op recidive is. Dat eiseres stelt een blanco strafblad te hebben, heeft verweerder ook onvoldoende mogen vinden om het recidiverisico nihil te achten.
6. In uitzonderlijke gevallen zijn de gevolgen van de intrekking van de toestemming onevenredig. In dat verband is tijdens de zitting met partijen over de uitspraak van de ABRvS van 24 november 2021 gesproken. [6] De rechtbank is echter van oordeel dat in het geval van eiseres geen sprake is van een onevenredige situatie. Daarbij acht de rechtbank, net als verweerder, ook de hiervoor genoemde omstandigheden tijdens en na het ongeval van belang. Door haar gedrag heeft eiseres er geen blijk van gegeven dat zij de verantwoordelijkheid neemt die van haar als beveiliger wel verwacht mag worden. Dit mag in haar nadeel meewegen. Dat eiseres een jonge vrouw is met passie voor beveiligingswerk en dat zij hiervoor een opleiding heeft gevolgd, is onvoldoende om te kunnen spreken van onevenredig nadeel ten opzichte van het te dienen belang. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiseres, in tegenstelling tot de persoon in de genoemde uitspraak, niet meer in opleiding is. Eiseres werkte ten tijde van het ongeluk immers al drie jaar fulltime in de beveiliging. Dit maakt dat van haar meer verwacht kan worden dan van iemand die nog in opleiding is. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat er onvoldoende perfectief voor eiseres is, omdat niet is gebleken dat zij niet (tijdelijk) andere werkzaamheden kan verrichten, waarmee zij ook een inkomen kan genereren. Ook kan eiseres de toestemming om beveiligingswerkzaamheden uit te voeren opnieuw aanvragen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de vier jaar geen harde termijn is, in die zin dat eiseres mogelijk ook eerder een nieuwe aanvraag kan doen. Bij een nieuwe aanvraag zal er opnieuw worden gekeken naar alle feiten en omstandigheden op dat moment en daarbij een belangenafweging worden gemaakt.
Conclusie
7. De rechtbank concludeert dat verweerder de toestemming tot het verrichten van beveiligingswerkzaamheden heeft mogen intrekken, omdat getwijfeld mag worden of eiseres beschikt over de betrouwbaarheid die nodig is voor het verrichten van die werkzaamheden. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 10 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).
2.Artikel 7, vijfde lid, van de Wpbr.
3.Artikel 7 Wegenverkeerswet 1994.
4.Artikel 3.3 onder b van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Beleidsregels).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2548.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2548.