ECLI:NL:RBMNE:2023:1303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/5455
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging nabestaandenuitkering na hertrouwen en terugvordering onverschuldigd betaalde bedragen

In deze zaak heeft eiser, na het overlijden van zijn eerste echtgenote in 2020, een nabestaandenuitkering (Anw) ontvangen. Eiser is echter in januari 2022 opnieuw getrouwd in Libanon, maar heeft dit niet gemeld aan de Sociale Verzekeringsbank. Hierdoor is de uitkering gedurende een bepaalde periode onterecht doorbetaald. De rechtbank heeft op 23 maart 2023 het beroep van eiser tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn hertrouwen invloed had op zijn recht op de nabestaandenuitkering. De rechtbank stelde vast dat de uitkering per 1 februari 2022 beëindigd had moeten worden, en dat eiser het te veel betaalde bedrag van € 10.563,21 moest terugbetalen. Eiser had geen dringende redenen aangevoerd om van terugvordering af te zien, en de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de terugvordering te annuleren. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5455
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 4 november 2022 op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. Eiser heeft na het overlijden van zijn echtgenote op [overlijdensdatum] 2020 een nabestaandenuitkering ontvangen. [1]
2. Op 2 januari 2022 is eiser opnieuw getrouwd. Hierdoor voldoet hij volgens verweerder niet meer aan de voorwaarden voor een nabestaandenuitkering.
3. Met de primaire besluiten van 28 september 2022 heeft verweerder de uitkering beëindigd per 1 februari 2022. [2] Ook heeft verweerder beslist dat eiser de na 31 januari 2022 te veel betaalde bedragen moet terugbetalen. Het gaat in totaal om € 10.563,21.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt en in essentie aangevoerd dat hij in Libanon getrouwd is, maar niet wist dat hij dit moest doorgeven aan verweerder. Hiervoor biedt hij zijn excuses aan. Eiser heeft het geld van de uitkering nodig om de kosten van zijn woning, gas en elektriciteit te voldoen. Hij woont hier met twee van zijn kinderen [3] in huis, zijn huidige echtgenote woont nog in Libanon.
5. Met het bestreden besluit van 4 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
6. In deze beroepsprocedure heeft eiser in de kern hetzelfde aangevoerd als eerder in bezwaar.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank stelt vast dat eiser erkent dat hij opnieuw is getrouwd en geen gronden aanvoert tegen de datum van het huwelijk of de hoogte van het teruggevorderde bedrag.
8. In de wet staat dat de nabestaandenuitkering eindigt indien de belanghebbende in het huwelijk treedt. [4] Het recht op uitkering eindigt in dit geval met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het huwelijk heeft plaatsgevonden. [5] Verweerder heeft, uitgaande van het huwelijk op 2 januari 2022, de uitkering beëindigd per 1 februari 2022.
9. De rechtbank is van oordeel dat het eiser redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat het huwelijk van invloed kon zijn op zijn nabestaandenuitkering. Ter zitting heeft verweerder verduidelijkt dat vier brieven zijn verzonden waarin is vermeld dat eiser wijzigingen in zijn situatie, waaronder een huwelijk, binnen vier weken moet doorgeven. Het gaat om de toekenningsbeschikking van 24 maart 2020 en drie besluiten over herzieningen van 30 maart 2020 en 12 november 2021 en 16 februari 2022. Eiser heeft niet binnen vier weken na de sluiting van het huwelijk aan verweerder doorgegeven dat hij is gehuwd, waardoor de uitkering nog is betaald toen eiser er geen recht meer op had.
10. In lijn met het voorgaande geldt het door verweerder te veel betaalde bedrag, over de periode van 1 februari 2022 tot en met 28 september 2022, als onverschuldigd betaald. Om deze reden is verweerder in hoofdregel gehouden dit bedrag van eiser terug te vorderen. [6] Dit is alleen anders indien sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. [7] Dringende redenen kunnen op grond van vaste rechtspraak slechts zijn gelegen in de onaanvaardbaarheid van de - financiële en of sociale - gevolgen die een terugvordering voor een verzekerde heeft. [8] Het is niet gebleken dat eiser in een dergelijke (nood)situatie terecht is gekomen. Dit heeft hij niet gesteld of onderbouwd. Om deze reden bestaat geen aanleiding geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
13. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023 door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
2.Op grond van artikel 16 van de Anw.
3.Geboren 31 maart 2004 en 23 maart 2010.
4.Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Anw.
5.Artikel 16, tweede lid, van de Anw.
6.Artikel 53, eerste lid, van de Anw.
7.Artikel 53, vijfde lid, van de Anw.
8.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1609 r.o. 4.6.