ECLI:NL:RBMNE:2023:1336

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/4519
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging en schorsing van de ZW-uitkering wegens niet verschijnen bij de bedrijfsarts

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlaging en schorsing van de ZW-uitkering van eiser, die sinds 11 oktober 2021 als medewerker glastuinbouw werkzaam was bij [ex-werkgever] B.V. Eiser meldde zich ziek op 7 december 2021 en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv verlaagde de uitkering met 20% voor vier maanden omdat eiser niet op een afspraak bij de bedrijfsarts verscheen. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde deze ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de verlaging van de uitkering ten onrechte voor vier maanden had opgelegd, aangezien de wet slechts een verlaging voor maximaal twee maanden toestaat. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van verwijtbaarheid van eiser, omdat hij zonder goede reden niet op de afspraak was verschenen. De rechtbank herroept het primaire besluit I voor zover het de verlaging voor vier maanden betreft en bepaalt dat de ZW-uitkering voor de duur van twee maanden met 20% wordt verlaagd. De schorsing van de uitkering wordt niet in strijd met de wet bevonden, omdat eiser niet bereikbaar was en niet had gereageerd op oproepen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt het Uwv op het griffierecht van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4519

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Polen, eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv,
(gemachtigde: J.H. Swart).
Als derde-partij heeft aan dit geding deelgenomen,
[ex-werkgever], ex-werkgever.

Inleiding

1. Eiser was sinds 11 oktober 2021 op basis van een uitzendovereenkomst als medewerker glastuinbouw werkzaam bij [ex-werkgever] B.V. (hierna: [ex-werkgever] ). [ex-werkgever] is eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW) en geeft daarom zelf uitvoering aan het bepaalde in de ZW. [ex-werkgever] heeft de verzuimbegeleiding uitbesteed aan Stigas. Met ingang van 7 december 2021 heeft eiser zich ziekgemeld en ontvangt hij een uitkering op grond van de ZW.
2. Stigas heeft eiser met de e-mail van 18 februari 2022 opgeroepen voor een afspraak bij de bedrijfsarts op 8 maart 2022. [ex-werkgever] heeft eiser met de e-mail van 1 maart 2022 op deze afspraak gewezen. Eiser is niet op deze afspraak verschenen. [ex-werkgever] heeft het Uwv daarom verzocht om de ZW-uitkering van eiser met 20 procent te verlagen voor de duur van vier maanden.
3. Met het besluit van 21 maart 2022 (het primaire besluit I) heeft het Uwv de ZW-uitkering van eiser voor de periode van 8 maart 2022 tot en met 4 juli 2022 met 20 procent verlaagd.
4. Vervolgens is eiser opnieuw uitgenodigd voor een afspraak bij de bedrijfsarts op 29 maart 2022. [ex-werkgever] heeft eiser hier met de e-mail van 22 maart 2022 op gewezen. Met de e-mail van 28 maart 2022 heeft eiser zich bij Stigas afgemeld voor deze afspraak. Eiser is vervolgens niet op deze afspraak niet verschenen. De bedrijfsarts heeft daarna op 29 maart 2022 geprobeerd eiser te bellen, maar eiser was niet bereikbaar. [ex-werkgever] heeft het Uwv hierna verzocht om de uitbetaling van de ZW-uitkering aan eiser te schorsen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser niet is vast te stellen.
5. Met het besluit van 7 april 2022 (het primaire besluit II) heeft het Uwv de uitbetaling van de ZW-uitkering met ingang van 29 maart 2022 geschorst. Het Uwv heeft er daarbij op
gewezen dat het recht op een ZW-uitkering van eiser mogelijk eindigt met ingang van 29 maart 2022 als eiser niet binnen een maand contact opneemt met zijn werkgever.
6. Eiser heeft tegen de primaire besluiten I en II bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
7. Het beroep is behandeld op de zitting van 3 februari 2023. Eiser was daar niet bij aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [ex-werkgever] heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

Standpunt van eiser

8. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met de wet. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat het niet verwijtbaar is dat hij niet is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Eiser was te ziek om de reis naar Nederland te maken. Voor de tweede afspraak op 29 maart 2022 heeft eiser zich afgemeld bij Stigas. Hij is niet geïnformeerd dat er een telefonisch consult zou plaatsvinden. Omdat zijn telefoon kapot ging was eiser telefonisch ook niet bereikbaar.

Verlaging van de ZW-uitkering

Is de verlaging in strijd met de wet?
9. In de ZW is bepaald dat het Uwv het ziekengeld geheel of gedeeltelijk weigert indien een verzekerde zonder deugdelijke grond niet verschijnt op een (telefonisch) spreekuur van de verzekeringsarts of niet deelneemt aan geneeskundig onderzoek door een door het Uwv aangewezen deskundige. Deze maatregel kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaarheid. Dit staat in artikel 45, eerste lid, onder c, tweede lid, van de ZW.
10. Op grond van artikel 2, eerste lid, onder b, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten (hierna: het Maatregelenbesluit) kan bij het niet nakomen van de verplichtingen uit artikel 45, eerste lid, onder c, van de ZW het uitkeringsbedrag met 10 procent worden verlaagd gedurende ten minste twee maanden. In het primaire besluit I heeft het Uwv het uitkeringsbedrag met 20 procent verlaagd voor de duur van vier maanden. In het bestreden besluit heeft het Uwv dit in stand gelaten.
11. Op de zitting heeft het Uwv het standpunt ingenomen dat de verlaging van de ZW-uitkering, voor zover het gaat om de duur daarvan, onjuist is. Het Uwv had de ZW-uitkering moeten verlagen voor de duur van twee maanden. Volgens het Uwv is het percentage waarmee de uitkering is verlaagd wel juist. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat sprake is van verhoogde verwijtbaarheid omdat, door niet op het spreekuur van de bedrijfsarts te verschijnen, de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser niet is vast te stellen. Dit kan leiden tot het ten onrechte uitbetalen van een ZW-uitkering aan eiser. Het Uwv ziet daarin aanleiding om de verlaging van de ZW-uitkering te verdubbelen van 10 naar 20 procent. Het Uwv baseert zich daarbij op artikel 6, derde lid, van de Beleidsregel maatregelen Uwv (hierna: de Beleidsregel).
12. Uit het voorgaande volgt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de duur van de verlaging van de ZW-uitkering, onjuist is en voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep is daarom gegrond. Er is sprake van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit zoals bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het bestreden besluit berust niet op een deugdelijke motivering zoals bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
Is er sprake van verwijtbaarheid?
13. Eiser voert verder aan dat het hem niet te verwijten is dat hij niet is verschenen bij de bedrijfsarts zodat er geen grondslag is om een maatregel op te leggen.
14. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Uit de toelichting bij artikel 45 van de ZW volgt dat een verzekerde met een deugdelijke grond een oproep om bij de bedrijfsarts te verschijnen kan afwijzen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de verzekerde in een ziekenhuis verblijft of in verband met zijn ziekte niet naar Nederland kan reizen. Er is dan wel een verklaring van een arts vereist.
15. Eiser heeft zich voor zijn eerste afspraak bij de bedrijfsarts op 8 maart 2022 afgemeld omdat hij te ziek zou zijn om naar Nederland te reizen. Eiser heeft daarbij aan zijn werkgever een verklaring overgelegd van het Poolse instituut voor sociale verzekeringen, een zogenaamd ZUS-ZLA formulier. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv in het bestreden besluit terecht overwogen dat uit de door eiser overgelegde verklaring niet blijkt dat hij vanwege zijn ziekte niet mag reizen of geen lange afstanden kan afleggen. Eiser heeft dus niet met medische stukken onderbouwd dat hij niet in staat was om voor de afspraak met de bedrijfsarts naar Nederland te reizen.
16. De rechtbank is het eens met het Uwv dat, nu eiser zonder goede reden niet is verschenen op de afspraak bij de bedrijfsarts op 8 maart 2022, sprake is van verhoogde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Beleidsregel. Door niet te verschijnen kon immers niet worden vastgesteld of en in welke mate eiser arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat het Uwv de maatregel van verlaging van 20% heeft mogen opleggen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat op basis van het Maatregelenbesluit niet anders kan worden beslist dan dat de verlaging van de ZW-uitkering in dit geval moet worden vastgesteld voor de duur van twee maanden.

Schorsing van de ZW-uitkering

Is de schorsing in strijd met de wet?
17. Naar het oordeel van de rechtbank is de schorsing van de ZW-uitkering van eiser niet in strijd met de wet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
18. Als een verzekerde zonder deugdelijke reden geen gehoor geeft aan een oproep van de bedrijfsarts kan het Uwv de ZW-uitkering schorsen. Dit staat in artikel 47a, tweede lid, onder c, van de ZW. Volgens artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregel schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2016 wordt de verzekerde bij het niet nakomen van een verplichting alsnog een termijn gegeven waarbinnen hij de noodzakelijke inlichtingen kan verstrekken of medewerking kan verlenen.
19. Vast staat dat eiser niet is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts op 29
maart 2022. Ook staat vast dat eiser op 29 maart 2022 telefonisch niet bereikbaar was. Het Uwv was daarom bevoegd de uitbetaling van de ZW-uitkering te schorsen.
Zijn er bijzondere omstandigheden?
20. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet van tevoren op de hoogte is gesteld dat hij op 29 maart 2022 een telefonisch consult zou hebben met de bedrijfsarts. Eiser was telefonisch niet bereikbaar, omdat zijn telefoon kapot was.
21. In wat eiser heeft aangevoerd zijn naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden gelegen die ertoe leiden dat het Uwv van de bevoegdheid tot schorsing geen gebruik mocht maken. Namens [ex-werkgever] is op de zitting toegelicht dat eiser volgens het verzuimprotocol overdag telefonisch bereikbaar moet zijn, ook voor de bedrijfsarts. Eiser had ook met een andere telefoon zelf contact kunnen zoeken met de werkgever/bedrijfsarts en dat heeft hij niet gaan. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Tijdens de zitting is namens [ex-werkgever] verder toegelicht dat sinds maart 2022 in het geheel geen contact meer is geweest met eiser. Gelet hierop was er dus ook geen aanleiding voor het Uvw om de schorsing op een later moment op te heffen.

Conclusie

22. Het Uwv heeft aan eiser terecht een maatregel opgelegd tot verlaging van zijn
ZW-uitkering met 20% omdat eiser verwijtbaar niet is verschenen op een afspraak bij de bedrijfsarts. Het Uwv heeft de uitkering echter ten onrechte verlaagd voor de duur van vier maanden. Op basis van de toepasselijke wet- en regelgeving kon het Uwv de ZW-uitkering voor maximaal twee maanden verlagen en de rechtbank zal dit nu zelf bepalen. Maar dit levert voor eiser geen financieel voordeel op. Het Uwv mocht immers met ingang van 29 maart 2022 de uitbetaling van de ZW-uitkering schorsen en er was geen aanleiding om die schorsen op een later moment op te heffen.
23. Het beroep is gegrond. Het Uwv moet daarom het griffierecht van eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de ZW-uitkering is verlaagd
voor de duur van vier maanden;
- herroept het primaire besluit I voor zover daarbij is beslist dat de
ZW-uitkering wordt verlaagd voor de duur van vier maanden;
- bepaalt dat met ingang van 8 maart 2022 de ZW-uitkering van eiser voor de duur van
twee maanden wordt verlaagd met 20% en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt
van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.