ECLI:NL:RBMNE:2023:1340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/2914
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onzorgvuldig medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de zaak behandeld van eiseres die in bezwaar is gekomen tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-vervolguitkering. Eiseres, die sinds januari 2018 arbeidsongeschikt is, heeft in bezwaar aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat zij niet fysiek op het spreekuur is gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts in de primaire fase eiseres wel fysiek heeft gezien, maar dat de medische grondslag van het primaire besluit in bezwaar gemotiveerd is betwist. Eiseres heeft aangegeven dat zij zich emotioneel niet goed kan uiten in een telefonisch gesprek met een onbekende, wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heeft onderkend. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek niet aan de vereiste zorgvuldigheidseisen voldoet, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heeft gemotiveerd waarom van een fysiek spreekuur kon worden afgezien. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak en stelt het Uwv in de gelegenheid om het gebrek te herstellen door aanvullend te motiveren of door eiseres alsnog op te roepen voor een fysiek spreekuur. De termijn voor herstel is vastgesteld op zes weken na verzending van de tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2914

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: E.C. de Bie),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1. Eiseres werkte als verkoopster bij [bedrijf] B.V. voor 37,93 uur per week. Op 12 januari 2018 is zij voor dit werk uitgevallen. Haar dienstverband is op 28 februari 2018 beëindigd. Na een wachttijd van 104 weken ziekte is eiseres door het Uwv per 10 januari 2020 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres wordt dan voor 52,54% arbeidsongeschikt beschouwd. De eerste twee maanden is deze uitkering 75% van het WIA-maandloon van eiseres, daarna wordt de uitkering verlaagd naar 70% van dit WIA-maandloon.
2. Per 25 november 2020 is de loongerelateerde WGA-uitkering omgezet in een WGAvervolguitkering. Deze uitkering is lager, omdat die niet wordt afgezet tegen het WIAmaandloon van eiseres maar tegen het minimumloon. Bij een arbeidsongeschiktheids- klasse van 45 tot 55% (waar eiseres in valt) is de WGAvervolguitkering 35% van het minimumloon.
3. Eiseres heeft zich per 15 januari 2021 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij het Uwv. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan en aanvullende informatie opgevraagd bij de psycholoog van eiseres. De verzekeringsarts concludeert dat de beperkingen van eiseres per 15 januari 2021 niet zijn toegenomen en heeft de functionele mogelijkhedenlijst (FML) waar de beperkingen van eiseres in staan, daarom per 15 januari 2021 geactualiseerd.
4. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens het maatmaninkomen van eiseres vastgesteld (het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd) en drie functies geselecteerd die eiseres volgens hem, ondanks haar beperkingen uit de FML, kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanloon heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiseres met die functie 50,10% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Voor de overige 49,90% moet eiseres arbeidsongeschikt worden beschouwd.
5. Bij besluit van 16 augustus 2021 heeft het Uwv de WGAvervolguitkering van eiseres daarom per 15 januari 2019 voortgezet op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 49,90%. Omdat eiseres nog steeds binnen de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% valt blijft de uitkering 35% van het minimumloon.
6. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft opnieuw onderzoek gedaan en heeft geconcludeerd dat eiseres per 15 januari 2021 meer beperkingen heeft dan de eerste verzekeringsarts heeft vastgesteld. Hij heeft diverse aanvullende fysieke beperkingen en beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren voor eiseres aangenomen. Ook acht hij eiseres maximaal in staat om vier uren per dag te werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle beperkingen van eiseres opgenomen in een nieuwe FML van 25 mei 2022.
7. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv heeft vervolgens ook opnieuw onderzoek gedaan. Volgens hem zijn twee van de drie functies die de eerste arbeidsdeskundige voor eiseres had geselecteerd niet meer geschikt door de gewijzigde FML. In plaats daarvan heeft hij twee andere functies voor eiseres geselecteerd. Vervolgens heeft hij berekend dat eiseres met de dan middelste functie 57,16% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Eiseres moet voor de overige 52,74% arbeidsongeschikt worden beschouwd.
8. Bij besluit van 14 juni 2022 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en haar WGA-vervolguitkering per 15 januari 2021 gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,74%. Omdat eiseres hiermee nog steeds binnen de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% valt blijft de uitkering 35% van het minimumloon.
9. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift en een aanvullend rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 augustus 2022 ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd, waarna het Uwv een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 november 2022, en een tweede aanvullend rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 december 2022 ingediend.
10. De zaak is bij de rechtbank op 19 december 2022 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar partner en bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door een collega die de zitting heeft bijgewoond als toehoorder.
11. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst, en het Uwv in de gelegenheid gesteld om na te kijken of de juiste versie van het Claim Borgings- en Beoordelingssysteem (CBBS) is gebruikt. Het Uwv heeft bij brief van 29 december 2022 laten weten dat de juiste versie is gebruikt. Eiseres heeft op 12 januari 2023 laten weten dat zij zich daarbij aansluit. De rechtbank heeft het onderzoek met toestemming van partijen vervolgens op 16 februari 2023 gesloten.

Overwegingen

12. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat de rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen. Om voldoende aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Bezwaargronden
13. De rechtbank merkt allereerst op dat zij kennis heeft genomen van de stukken die eiseres in bezwaar heeft ingediend, omdat die stukken deel uitmaken van het dossier. De enkele opmerking van eiseres in het beroepschrift dat deze stukken ‘als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd’ is onvoldoende concreet om de gronden die daarin staan te laten dienen als beroepsgronden in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht. Het Uwv heeft in het bestreden besluit namelijk gereageerd op die bezwaargronden, en door enkel te verwijzen naar die bezwaargronden heeft eiseres onvoldoende concreet gemaakt waarom zij het niet eens is met de reactie van het Uwv. De rechtbank zal hierna dan ook alleen ingaan op de beroepsgronden die eiseres als zodanig heeft ingediend.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
14. Eiseres voert aan van niet. Volgens eiseres is het medisch onderzoek onzorgvuldig geweest omdat er in bezwaar alleen een telefonisch spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bij een onbekende, zoals de verzekeringsarts, kan eiseres zich echter niet goed emotioneel uiten. Zij klapt dicht, kan zich zaken niet meer herinneren en heeft moeite om haar aandacht bij het gesprek te houden. Bij een telefonisch spreekuur is dat allemaal echter niet zichtbaar. Het gevolg hiervan is dat de aard en omvang van de klachten en beperkingen van eiseres niet goed zijn overgekomen. De indruk die de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich van eiseres heeft gevormd is daarom onjuist en ook de bij eiseres afgenomen anamnese is onvolledig.
15. De rechtbank stelt voorop dat als de medische beoordeling in bezwaar wordt betwist, louter dossieronderzoek in de regel niet volstaat. Welke onderzoeksactiviteiten er in bezwaar moeten worden verricht hangt af van de medische situatie van de betrokkene, de bezwaargronden die zijn aangevoerd, en de vraag of er in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. Het is vaste rechtspraak dat een spreekuurcontact ook per telefoon of video kan. Daarbij geldt echter onverkort dat het onderzoek zorgvuldig moet zijn. Dat betekent dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep als dat nodig is moet (kunnen) motiveren waarom van een fysiek (lichamelijk en/of psychisch) onderzoek kon worden afgezien, zeker als er op dat gebied gronden zijn aangevoerd. [1]
16. Eiseres is door de verzekeringsarts in de primaire fase weliswaar fysiek op het spreekuur gezien, maar eiseres heeft de medische grondslag van het primaire besluit in bezwaar gemotiveerd betwist. Zij heeft er in haar bezwaarschrift op gewezen dat zij in gesprek met een onbekende, zoals een verzekeringsarts, dichtklapt waardoor de omvang en aard van haar klachten en beperkingen mogelijk onvoldoende naar voren komt. Eiseres kan zich maar beperkt (emotioneel) uiten, is verward, en heeft moeite om zich zaken te herinneren en haar aandacht vast te houden tijdens een dergelijk (voor haar) gewichtig gesprek. Zij sluit haar bezwaarschrift daarom af met het dringende verzoek om haar op te roepen voor het spreekuur.
17. Naar het oordeel van de rechtbank had de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit specifieke betoog van eiseres (de psychische problematiek in combinatie met het dringende verzoek om opgeroepen te worden voor een spreekuur) aanleiding moeten zien om eiseres op te roepen voor een fysiek spreekuur, óf (als een fysiek spreekuur volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit geval geen meerwaarde zou hebben) moeten motiveren waarom daarvan af kon worden afgezien. Geen van beide is gebeurd. De rechtbank vindt het medisch onderzoek daarom onzorgvuldig. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie

18. De onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek maakt dat het bestreden besluit gebrekkig tot stand is gekomen. De rechtbank doet daarom tussenuitspraak. Met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht stelt de rechtbank het Uwv in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Dat kan door aanvullend te motiveren waarom er van een fysiek spreekuur kon worden afgezien, of door eiseres alsnog op te roepen voor een fysiek spreekuur, hetzij (en voor zover nodig) met een nieuw besluit op bezwaar na of tegelijkertijd met de intrekking van het bestreden besluit.
19. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het Uwv geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen moet hij dat zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank laten weten.
20. Als het Uwv gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen om daar binnen vier weken op te reageren. In beginsel, ook in de situatie waarin het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting einduitspraak doen in de zaak. Vanwege de goede procesorde zal de rechtbank het partijen in beginsel niet toestaan om na de tussenuitspraak nieuwe geschilpunten of beroepsgronden aan de orde te stellen.
21. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan. Dat betekent dat zij over overige beroepsgronden, de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het motiveringsgebrek te herstellen, met inachtneming van wat de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen, of, om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen dat hij geen gebruik maakt van de herstelmogelijkheid;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.