ECLI:NL:RBMNE:2023:1520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
22/3291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de WIA-uitkering van eiseres na heroverweging door het Uwv

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die sinds 16 januari 2015 een uitkering ontvangt op basis van de Wet WIA. Het Uwv had in een eerder besluit van 10 juni 2020 medegedeeld dat eiseres per 1 september 2020 niet meer in aanmerking kwam voor een loonaanvullingsuitkering, maar een vervolguitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 71,95%. Na bezwaar van eiseres werd dit percentage herzien naar 73,47% op 11 maart 2021. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen, omdat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) aan het besluit ten grondslag kon liggen.

Na de uitspraak heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres opnieuw onderzocht en op 22 juni 2022 een rapportage opgesteld, waarin hij concludeerde dat de beperkingen van eiseres onveranderd waren. Het Uwv nam daarop een nieuw besluit op bezwaar, waarbij het percentage arbeidsongeschiktheid op 73,47% bleef. Eiseres heeft opnieuw beroep ingesteld, en de rechtbank heeft de zaak op 15 maart 2023 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat het bestreden besluit niet te laat was genomen. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bepaalde dat het Uwv het griffierecht aan eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] B.V.(de werkgeefster) gevestigd in [vestigingsplaats]
(gemachtigde: drs. H.E. Wonnink).

Inleiding

1. Eiseres ontvangt vanaf 16 januari 2015 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Met het besluit van 10 juni 2020 heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat zij per 1 september 2020 niet meer in aanmerking komt voor een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA. Vanaf die datum ontvangt zij een vervolguitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 71,95%. Hiervoor heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Met het besluit van
11 maart 2021 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage herzien en verhoogd naar 73,47%.
1.1.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 maart 2021 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. [1] Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 6 oktober 2020 aan het besluit van 11 maart 2021 ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank kan de vertaalslag van de aangenomen beperkingen niet volgen zoals die is weergegeven in de items 2.8 en 12.5 van de FML. Ook is er geen eigen medisch onderzoek uitgevoerd en is er geen actuele medische informatie bij de behandeld arts(en) van eiseres opgevraagd.
1.2.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres tijdens een hoorzitting en een spreekuur gezien. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie bij de huisarts opgevraagd. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 22 juni 2022 een rapportage opgesteld, waarin hij heeft vastgesteld dat de beperkingen van eiseres per 1 september 2020 onveranderd zijn. Het Uwv heeft hierop een nieuw besluit op bezwaar van 28 juni 2022 (het bestreden besluit) genomen, waarbij eiseres ongewijzigd per 1 september 2020 in aanmerking voor een vervolguitkering en zij onveranderd 73,47% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het Uwv. De werkgever heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het recht op de WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geheimhouding
4. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiseres geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de werkgeefster te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden. [2]
Het geschil
5. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van de mate van haar arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Eiseres stelt dat het Uwv niet met de uitspraak van deze rechtbank rekening heeft gehouden. Zij vindt, samengevat, dat zij per 1 september 2020 méér beperkt is dan waar het Uwv van uitgaat. Ook is volgens eiseres het bestreden besluit te laat genomen. Het Uwv blijft bij zijn standpunt. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht per 1 september 2020 op 73,47% heeft vastgesteld en of het Uwv het bestreden besluit op tijd heeft genomen.
Te laat genomen beslissing
6. Eiseres geeft aan dat de beslissing laat is genomen zonder dat het Uwv haar tussentijds heeft ingelicht dat het langer zal duren.
6.1.
Uit de stukken blijkt dat het Uwv na de hoorzitting de termijn voor het nemen van het bestreden besluit met toestemming van de toenmalige advocaat van eiseres heeft verlengd. De termijn is verlengd omdat het Uwv nog wilde wachten op nadere medische informatie die de advocaat op de hoorzitting had toegezegd. Met de brief van 23 mei 2022 is de advocaat hiervan op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft de advocaat verzocht om het bestreden besluit te nemen, omdat eiseres niet langer in spanning wilde afwachten. Gelet hierop vindt de rechtbank dat het Uwv het bestreden besluit niet te laat heeft genomen zonder eiseres in te lichten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het Uwv binnen de wettelijke beslistermijn, zeventien weken met een verlenging van zes weken, is gebleven. [3]
7. Eiseres voert aan dat de beslissing tot verlaging van de uitkering in juni 2020 is genomen. Nu lijkt de beslissing genomen te zijn in maart 2021. Ook heeft de verzekeringsarts geen beslissing op basis van de actuele situatie genomen.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat bij besluiten in het kader van de Wet WIA er een volledige heroverweging in bezwaar plaatsvindt, maar dat de heroverweging daarbij ziet op de zogenoemde datum in geding. Dat is in deze zaak 1 september 2020. Het gaat om de medische situatie van eiseres op die datum. Wijzigingen in de gezondheidssituatie van eiseres van na die datum, 1 september 2020, worden dus niet bij de heroverweging betrokken. Dat betekent dat de actuele medische situatie van eiseres in deze zaak niet door de verzekeringsarts wordt meegenomen. Het primaire besluit is door het Uwv in juni 2020 genomen. Omdat er door het Uwv een heroverweging naar aanleiding van het bezwaar is gedaan, is het bestreden besluit genomen in maart 2021 maar ziet dus op de medische situatie van eiseres op 1 september 2020. De huidige verslechterde situatie van eiseres neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom niet mee in de beoordeling omdat dit ruim anderhalf jaar na 1 september 2020 is.
Beoordelingskader
8. Bij de beoordeling vindt de rechtbank dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
9. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts haar beslissing baseert op een onzorgvuldige wijze tot stand gekomen rapport. Ook is de nieuwe beslissing niet op basis van nieuwe informatie genomen.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 16 december 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres tijdens een hoorzitting gezien en daarna aansluitend medisch onderzoek verricht. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de huisarts nieuwe medische informatie opgevraagd. Daarbij heeft de advocaat met de mail van 22 juni 2022 aangegeven dat er niet langer gewacht hoeft te worden op medische informatie. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar bevindingen van de hoorzitting en het fysieke spreekuur en de informatie van de huisarts in de rapporten van 22 juni 2022 en 7 augustus 2022 neergelegd. De rechtbank vindt daarom dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een voldoende zorgvuldig tot stand gekomen rapport heeft overgelegd, waarbij de informatie van de huisarts is betrokken.
Medisch inhoudelijke beoordeling
10. Eiseres stelt dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep weer tegenstrijdigheden bevat en nog steeds niet is aangepast.
Wat vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep?
10.1.
In de uitspraak van 16 december 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat de beperkingen van eiseres niet inzichtelijk zijn gemaakt in de FML van 6 oktober 2020. Eiseres is sociaal-emotioneel beperkt en omgaan met conflicten werkt voor eiseres stresserend. Ook is zij voor leidinggevende activiteiten niet voldoende stabiel. Hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd in het rapport van 22 juni 2022. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er voor conflicthantering en leidinggeven beperkingen aangenomen, maar geen beperkingen waarbij dit in het geheel niet mogelijk zou zijn. In het rapport van 1 december 2022 vult de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat eiseres rondom 1 september 2020 beter in staat was om haar verhaal te doen en dat er toen geen sprake was van ontreddering. Zij functioneerde in die tijd beter dan tijdens het onderzoek in mei 2022. Daarom kan eiseres op de datum van beoordeling, 1 september 2020, telefonisch wel conflicten hanteren. Hetzelfde geldt voor leidinggeven in een kleine groep.
10.1.1.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat op basis van de brief van de huisarts van 8 maart 2022 niet meer beperkingen ten aanzien van psychisch belastende factoren zijn aangenomen. In deze brief geeft de huisarts aan dat er geen ontslagbrief van Esens GGZ is of een verwijsbrief naar Forta groep. Ook zijn er geen andere specialistenbrieven van rond 1 september 2020. Daarom is er voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische reden om verdergaande beperkingen ten aanzien van de psychische klachten aan te nemen.
Wat vindt de rechter?
10.2.
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onjuist of tegenstrijdig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom er geen verdergaande psychische beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid moeten worden aangenomen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen.
10.2.1.
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
10.2.2.
Wel stelt de rechtbank vast dat sprake is van een motiveringsgebrek, omdat een toereikende motivering voor wat betreft conflicthantering en leidinggeven pas in beroep door het Uwv is gegeven. De rechtbank passeert dit gebrek [4] omdat de rechtbank vindt dat eiseres niet in haar belangen is geschaad met de pas in beroep gegeven aanvullende motivering. De toelichting die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 1 december 2022 in beroep is gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank goed te volgen.
Arbeidsdeskundige beoordeling
11. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft drie functies geduid op grond van de FML van 6 oktober 2020. Eiseres heeft tegen de arbeidsdeskundige beoordeling geen specifieke beroepsgronden aangevoerd. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep samen met de arbeidsdeskundige de functies doorgenomen op conflicthantering en leidinggeven. Beide punten zijn niet aan de orde in de geduide functies. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Eiseres moet dan ook in staat worden geacht de geduide functies te kunnen verrichten.
Nieuwe ziekmelding
12. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat op de zitting eiseres heeft aangegeven dat zij zich op 4 juli 2022 bij het Uwv heeft ziek gemeld, maar tot op de datum van de zitting niet is uitgenodigd voor een spreekuur bij een verzekeringsarts. De rechtbank gaat er van uit dat het Uwv ook op deze ziekmelding nog een beslissing neemt.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 september 2020 heeft bepaald op 73,47%, waardoor de hoogte van de uitkering niet wordt aangepast. Deze beslissing blijft dan ook gehandhaafd.
14. Omdat de rechtbank een gebrek in de besluitvorming herstelt, moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 16 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6111.
2.Artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 112 van de Wet WIA en artikel 7:10, derde lid, van de Awb.
4.Artikel 6:22 van de Awb.